Over Reïncarnatie

“Profiteer van het leven, want je leeft maar één keer”. Dit horen we vaak zeggen. Maar is dat wel zo? Hoe kunnen we met zekerheid beweren dat, als ons lichaam niet meer kan functioneren door ziekte, ouderdom of een andere reden, ons zelfbewuste denken ook in het niets verdwijnt?

We zijn niet onze gedachten, onze emoties of gevoelens, maar in de kern zijn we een spiritueel wezen, dat al deze uiterlijke, vergankelijke zaken gebruikt.

Deze innerlijke mens noemen we de menselijke ziel en deze verdwijnt niet als het lichaam verdwijnt, maar is een reïncarnerend ego, dat van leven tot leven gaat en steeds een nieuw lichaam en persoonlijkheid aanneemt.

Reïncarnatie is de tweelingleer van karma. De ene wetmatigheid kan niet werken zonder de andere.

Zo kunnen we ervaring opdoen in de materiële wereld en groei doormaken.
We kunnen begrijpen dat één leven niet voldoende is om ons alle beschikbare kennis eigen te maken en om een vollediger mens te worden op alle niveaus van het bestaan.

Tussen twee aardse levens is er steeds een rustperiode waarbij de betere ervaringen van het afgelopen leven worden geassimileerd.

Hierdoor verrijkt, keert de ziel terug om zijn ervaringsreis weer verder te zetten en komt daarbij, door de werking van de wet van karma, in de omstandigheden die hij nodig heeft om eerder verstoorde harmonie te herstellen.



Zie ook: de Sleutel tot de Theosofie van H.P. Blavatsky, hfdst. VIII en

De oceaan van Theosofie van W.Q. Judge, hfdst. VIII ‘Over reïncarnatie’.