De oorsprong van het kwaad

De christelijke theologie beweert, dat het kwaad in de wereld is gekomen door de zonde die de eerste mens beging, toen hij at van de boom met de verboden vruchten. Door Adam zondigen alle mensen; door Adams zonde waren en zijn alle mensen zondaars. Vreemd genoeg was de eerste mens door een Superieur Wezen geschapen naar Zijn eigen beeltenis of met andere woorden, perfect; toch kon Adam geen weerstand bieden aan datgene wat hem verboden was. In de allereerste mens, geschapen naar het beeld van de “Almachtige”, was een neiging tot het kwaad.

We maken hieruit op dat dit schepsel, geschapen vanuit het niets, wel door een zeer beperkte Schepper moet zijn gecreëerd, en het laat duidelijk zien dat elk wezen beperkt moet zijn. Een wezen kan noch oneindig, noch almachtig, nog alomtegenwoordig zijn. Het is Ruimte waarin alle wezens, planeten of zonnestelsels in hun vele gradaties hun bestaan hebben; Ruimte bestaat of er nu wezens zijn of niet. Het is zonder begin en einde en het zal er altijd zijn, zowel binnenin als buiten elk wezen. Elk wezen moet wel minder zijn dan Ruimte. Kan het Absolute minder zijn dan Ruimte? Onbegrensdheid en oneindigheid staan in geen enkele relatie tot welk wezen dan ook. Daarom moet elke schepping vanuit het idee van een Schepper opgegeven worden.

Maar het bestaan van alle wezens – niet alleen van de mensen, maar van  alle mogelijke wezens overal – moet worden verantwoord: wat is het fundament van al het bestaande? We moeten voorbij  iedere vorm kijken, voorbij elk soort wezen, om in te zien dat alle wezens en alle vormen ontspringen uit Eén Bron die dezelfde is in allen. Het is inderdaad de Almachtige die zich in en achter elk wezen bevindt: elk wezen in het universum, in elke gestalte, is in zijn diepste Essentie een straal van en één met Dat. Dat is Leven. Dat is Geest. Dat is Bewustzijn. Eenieder is God in de kern van zijn Wezen.

 

Laten we onszelf met dit als uitgangspunt afvragen door welk proces de dingen ontstaan. Wat brengt het wordingsproces van al die verschillende vormen die wij aantreffen, teweeg? Hetzij bewust of onbewust erkennen wij het feit dat er Wetmatigheid heerst in dit universum, maar wat we moeten gaan inzien is dat deze Wetmatigheid steeds werkt in de onderlinge relaties, acties en afhankelijkheden van alle handelingen van alle wezens in dit universum. Deze ene alomvattende Wet is de Wet van actie en reactie – een wet niet los van, maar onafscheidelijk verbonden met de natuur van elk wezen. Vanuit deze Oerbron ontstaat de kracht tot handelen, maar er kan geen actie zijn, tenzij er een wezen is, dat handelt en daar de gevolgen van ondervindt. Als ik handel, roep ik een reactie op. Als de hoogste aartsengel handelt, roept zijn handelen eveneens een reactie op.

 

Er zijn twee soorten gevolgen die voortkomen uit handelen; degene die goed zijn en weldadig; degene die slecht zijn en schadelijk. De totale verantwoordelijkheid van alle handelingen berust bij iedereen zelf. Dus wanneer een persoon zich in bepaalde omstandigheden bevindt, goed of slecht, is dat vanwege zijn eigen gedachten, woorden en daden die van zichzelf uitgaan en niet van een ander. We ervaren soms goede en soms slechte gevolgen, gevolgen die we zelf hebben veroorzaakt; maar elk ogenblik en elk moment van ons bestaan hebben we de macht te kiezen voor het goede of voor het kwade.

 

Goed staat niet op zichzelf; kwaad staat niet op zichzelf. De twee condities staan in verband met situaties die zich voordoen en met indrukken die wij ontvangen. Zij vormen enkel de uitwerkingen daarvan op ons: Iets is ‘goed’ voor ons, als het ons in alle opzichten voordeel geeft, en iets is ‘kwaad’, als het ons benadeelt. Wie is het die oordeelt over de goede en kwade gevolgen? In alle gevallen is het de mens zelf. Iemand zal zeggen dat deze dingen goed voor hem zijn en die andere slecht, terwijl iemand anders met een verschillende opvatting en een verschillende handelswijze, misschien het exacte tegenovergestelde zal zeggen van dezelfde dingen. Dus het is altijd te herleiden tot een individueel standpunt; de uiteindelijke gevolgtrekking is dat ieder mens zijn eigen leidsman en eindverantwoordelijke is ten opzicht van wat goed is en wat kwaad is, in zoverre hij zich daarvan bewust is.

 

We moeten onszelf afvragen of we wel altijd die route hebben gevolgd die ons het beste toescheen; en stel dat dit zo is, hebben we dit dan overwogen vanuit het standpunt van persoonlijk voordeel of vanuit het standpunt van het welbevinden voor iedereen. Want als wij de lijn hebben gevolgd van dat wat destijds het beste leek voor onszelf, dan moeten wij zo gehandeld hebben dat het anderen heeft geschaad; dan moeten wij, bewust of onbewust, onrecht hebben gedaan aan anderen door hun pad te bemoeilijken. Op die manier hebben wij het kwade gezaaid en hebben reeds het slechte geoogst of zullen dat nog. De allereerste zelfzuchtige handeling was de oorzaak van het kwaad in zoverre als de persoon zelf daaraan deelnam. Eveneens geldt, dat voor hem een onzelfzuchtige daad de oorsprong was van een  gelukkige uitkomst. Laten we niet vergeten dat de Boom van Kennis, vermeld in de Bijbel, de kennis inhield van beide, goed en kwaad. Goed en kwaad worden niet beschouwd als gescheiden maar als verbonden met elkaar. Je kunt niet het goede herkennen, tenzij door zijn tegenovergestelde, het kwade. Goed zou niet meer als zodanig ervaren worden, als het tegenovergestelde niet meer in werking was.

 

Er zijn veel dingen in het leven die door ons als slecht worden beschouwd - zoals verdriet en de dood – maar die in werkelijkheid niet slecht zijn. Ze zijn enkel stadia en condities, waar wij doorheen gaan in onze voortgang op de ladder van evolutie. Wij hoeven niet bang te zijn voor de dood, want de dood zal ons absoluut niet raken. We gaan van leven naar leven. Eén van de Grote Leraren zei dat de dood altijd tot het Ego komt als een vriend. Er is geen reden om voor maar iets bang te zijn, want er is niets in het universum, hoog of laag, dat ooit ons bewustzijn of onze zelf verworven individualiteit kan vernietigen. Fouten gebeuren, want veel van ons handelen wordt tot stand gebracht door onwetendheid, waarop ongewenste resultaten volgen. Toch is het zo dat wij leren van deze verkeerde handelingen. Het is door de werking van de ondeugd, dat de deugd zichtbaar wordt om zo de ondeugd te weerstaan.

 

De oorzaak van het kwaad moet worden gezocht in de onwetendheid omtrent onze ware natuur. Er worden ons geen beproevingen opgelegd door anderen, maar alleen door onszelf. Wij voelen ons gekweld enkel door de mate waarin we dat zelf toelaten. Sommige dingen beïnvloeden mensen op een zeer onaangename wijze. Dezelfde dingen beïnvloeden andere mensen maar een beetje of helemaal niet. Waarom? Vanwege het standpunt dat we innemen. Onze houding ten opzichte van de dingen veroorzaakt het lijden of het vrij zijn van lijden, het plezier of de pijn – niet de dingen op zich. Als wij onszelf zouden herkennen als goddelijke wezens die enkel een levensschool doorlopen – met als enige doel te leren – wat zou er dan te vrezen zijn of  waarom zouden we ons dan bezorgd voelen? Als  het niet vanwege de hindernissen in het leven was – als het leven één grote, gelukkige, vredige droom was – zouden wij nooit de stap maken of een poging doen om onze hoogste karakter- eigenschappen, gedachten en handelingen op  te wekken. De hindernissen zijn er om  overwonnen te worden, zodat wij daaruit sterker tevoorschijn komen en een edeler karakter krijgen. Er is niet zoiets als een goddelijk geschapen wezen, want alles wat bestaat is op weg dat te worden.

Is het niet zo dat, als we terugkijken op een onprettige situatie die ons ooit in het verleden overkwam, we er nu om kunnen glimlachen. Het leek destijds vreselijk, maar het is voorbij en we kunnen inzien dat uit deze specifieke gebeurtenis een zekere verdienste voortkwam, zoals kracht en wijsheid. Vanwege de werking van de wet kan niemand iets naars overkomen, zonder dat hij in staat is het te overwinnen. De hindernis is voor hem slechts een mogelijkheid om met een huidige tekortkoming af te rekenen. Vaak blijken de dingen die ons het moeilijkst toeschijnen, de meest weldadige te zijn.

Zij die de meeste kans maken op een ongelukkige toekomst zijn diegene die nu gemakkelijke tijden kennen. Wanneer iemand ‘goed’ karma heeft – dat wil zeggen, als alles voorspoedig gaat – is hij gauw geneigd zich zonder inspanning mee te laten voeren op de stroom en zal zo vele kansen missen om goed te doen. De slechte gevolgen van zijn nalatigheid zijn even schadelijk als het begaan van slechte daden. Wanneer hij niet inziet dat hij het goede karma dat hij heeft verworven, verbruikt, dan zal hij delen in het kwaad dat voortkomt uit zijn gebrek aan waardering voor de mogelijkheden van zijn situatie. We moeten nooit bang zijn voor onze mogelijkheden, maar altijd ernaar handelen, vertrouwend op de rechtvaardigheid van ons eigen spirituele wezen om ons door elke situatie heen te leiden. Het Pad is in onszelf, niet erbuiten; ieder van ons volgt zijn eigen opgaande weg om te groeien.

We zijn zo lang geregeerd door politieke en religieuze wetten die door mensen zijn gemaakt dat we erin zijn gaan geloven. Nochtans heeft goedheid geen wetten nodig. Onze wetten zijn gebaseerd op de onwetendheid, zelfzuchtigheid en sluwheid van de menselijke natuur; ze zijn gemaakt om het kwaad in bedwang te houden waarvan wij denken dat het onuitroeibaar en ongeneeslijk is, want “wij zondigen allen in Adam en kunnen het niet helpen”. Maar tevens denken we te weten wat goed en kwaad is  en vinden het daarom erg belangrijk dat alle anderen er ook zo over zullen denken. Wij willen de dingen verbieden die we niet voor onszelf wensen; wij willen dat andere mensen eten wat wij vinden dat zij moeten eten; dat zij zich kleden zoals wij vinden hoe zij gekleed moeten zijn. Wij spreken veel over de ‘rechten’ van de mens. Maar wij hebben maar één recht en dat is om het juiste te doen. Niemand is ooit door de wet een ‘goed’ mens geworden; niemand is ooit door de wet een eerbaar mens geworden. Ieder mens moet een wet voor zichzelf zijn, moreel én spiritueel.

 

Zijn wij trots op deze beschaving, gemaakt door het collectieve denken en handelen van ieder individu daarvan? Hebben onze telefoons, auto’s, vliegtuigen en radio’s ons wat meer goddelijk gemaakt? Bepalen zij onze werkelijke vooruitgang? Nee, want onwetendheid en zelfzuchtigheid bevinden zich nog steeds in het hart van ieder mens; want mensen geven, volgens het idee van “het is steeds andermans schuld”, de schuld aan hun ouders  voor hun eigen verkeerde eigenschappen en neigingen en pretenderen, dat alleen het goede van henzelf komt. Zij zien het verkeerd, want zowel het goede als het kwade komen voort uit hun eigen verrichtingen. Als wij het nu goed hebben, laten we dan gelukkig zijn dat we dit nu hebben verdiend; zijn onze omstandigheden slecht, laten we dan dankbaar blijven, het aanvaarden, begrijpen en het corrigeren. Wanneer wij een beschaving willen die beter is dan de huidige, dan moeten wijzelf daar nu onmiddellijk een begin mee maken. Niemand anders zal het voor ons doen. Wij moeten een plan ontwerpen voor een waarachtige beschaving vanuit een waarachtig  ideaal; maar wanneer we denken, dat we daar niet toe in staat zijn en nu niet doen wat we kunnen, is het zeker dat we niets zullen bereiken. Als we doen wat we kunnen, zullen er betere vooruitzichten ontstaan. Maar wanneer wij niet doen wat mogelijk is, zullen er zich geen betere kansen voordoen.

 

Wanneer wij de juiste geesteshouding aannemen – en dat is wat leerlingschap inhoudt – wanneer er een goedheid, een wilskracht, een zuiver geweten in ons is, dan kunnen die gebruikt worden voor het beste en hoogste doel. Wij zullen dit plan niet verzaken. We veronachtzamen geen enkel deel van ons wezen. We verwaarlozen niet onze talenten, maar doen er alles aan om op de juiste wijze het verlangde einddoel te bereiken. Hieruit blijkt het verschil tussen hij die weet en hij die niet weet. Hij die weet streeft niet naar de christelijke hemel, noch naar enig andere. Hij werkt hier en nu, waar hij zich bevindt en zet zich ten volle in met het instrument waarover hij nu beschikt, zonder angst, vertrouwend op het innerlijke richtsnoer van zijn eigen wezen. Elk wezen dat zijn vertrouwen schenkt aan de wet van zijn eigen natuur en werkt voor en met de natuur door ieder ander te helpen, op welke wijze dan ook, naar hem zal de hele natuur zich toekeren om hem te helpen. Het is nooit anders geweest. Het zal nooit ander zijn.