Al hoedzjwiri - al-Khayr - Al-Halladj
Rijst het licht in de ruimte van het hart zoals één of meerdere lichtende manen, dan blijven beide ogen nog verankerd op deze en op gene wereld.
Verheft zich dit licht verder, en groeit het in de zuivere ultiem-innerlijke mens uit tot de helderheid van de zon of van vele zonnen, dan is de mysticus niet langer gericht op deze of op gene wereld.
Hij ziet enkel zijn eigen Heer door de waas van de Geest heen; zijn hart is dan niets anders dan licht, zijn etherisch lichaam is licht, zijn stoffelijk omhulsel is licht, zijn horizon, zijn zichtvermogen, zijn handelingen, zijn uitwendige, zijn inwendige, zij zijn niets anders dan licht, net zoals zijn mond en zijn tong.
Mirsad al-Ibad
NAJMODDIN
RAZI (1)
Het christelijke Europa evolueerde in de middeleeuwen voorzichtig naar een confrontatie tussen geloof en rede, die in de Renaissance openbarstte. Tijdens de Verlichting kon het rationalisme uiteindelijk zegevieren. Het mohammedaanse Midden-Oosten vertoonde daarentegen veeleer een tegenovergesteld proces. De platonische theologie van Augustinus werd ontzenuwd door een opeenvolging van steeds verdergaande tijdsgebonden interpretaties door een reeks van apostolische opvolgers; het element van tolerantie verdween uit het religieuze denken.
De terugkeer naar de aristoteliaanse rede en methodologie via het islamitische Spanje vormde een reddingsboei tegenover de verstikkende priesterintriges en luidde een herstel in van de menselijke redelijkheid en waardigheid. De moslimwereld daarentegen verkreeg, door de machtsontwikkeling van de 'ulama' (n.v.d.v.: broederschap van bedreven lieden in de Koranwet; in de westerse literatuur vertaald als 'doctors' of schriftgeleerden), een extreem-conservatieve orthodoxie.
De afwezigheid van een echte priesterklasse vermeed evenwel dat de ulama de absolute kennis van de waarheid konden opeisen. Eerst negeerden deze bewakers van de wet de ‘vreemde invloeden’ van de Griekse filosofie, doch na enig verloop van tijd werden zelfs de orthodoxen door de toenemende invloed van de peripatetische (2) moe’tazilieten of rationalisten gedwongen om enige metafysische fundering voor hun opvattingen te zoeken.
In de elfde eeuw begon Abul Hasan al-Ashari de kalam (3) of theologie te formuleren. Ondanks dat hierin de zienswijze werd verworpen dat de Korandoctrines noch uitleg, noch rechtvaardiging vereisen, werden evenwel de orthodoxe leringen van de ulama ondersteund. Deze beweging vormde een startplatform voor de grote filosoof en theoloog al-Ghazzali (4), om in het Oosten het tij tegen de moe’tazilieten te doen keren. Al-Ghazzali, een vermaard rechtsgeleerde, wiens religieuze twijfels werden gerijpt door een diepgaande soefie-opleiding, verwierp de mechanistische aristoteliaanse logica ten voordele van een geloof verlicht door een (gedisciplineerd) intuïtief inzicht.
De moe’tazilieten trokken zich westwaarts naar Spanje terug, waar Ibn Masarra (Gele Reeks, boek III, nr. 6) een beweging oprichtte die, bij monde van filosofen zoals Avicenna (Gele Reeks, III, nr. 8) en Averroes, een briesje van vrijheid aan het christendom doorgaf. In het Oosten daarentegen maakte Al-Ghazzali een wijde opening voor de verlichtingsdoctrines van Al-Suhrawardi en de gnostische beschouwingen van Ibn al-Arabi.
Shihab al-Din Yahya ibn Habash ibn Amirak al-Suhrawardi werd geboren in het jaar 1153, in het plaatsje Suhraward nabij het moderne Zamjan (Perzië). Door de geschiedenis heen werd hij achtereenvolgens Al-Maqtul (hij die om het leven was gekomen) en Al-Shahid (de martelaar) genoemd, maar meer en meer werd de naam Shaik al-Ishraq (meester der verlichting) geadopteerd.
Als jongeling ging hij naar Maraghah, de stad waar in latere tijden de Mongoolse keizer Hoelagoe zijn groots observatorium bouwde. Hij studeerde daar met Majd al-Din al-Jili.
Toen hij opgroeide reisde hij naar Ispahan, waar hij ging studeren onder leiding van Zahir al-Din al-Qari. Eén van zijn medestudenten was Fakhr al-Din al-Razi (5), van wie de naam een synoniem betekent voor ‘verwerping der filosofie’.
Alhoewel slechts weinig over Suhrawardi's karakter bekend is, werd hierop een typisch licht geworpen door Al-Razi's postume reactie. Jaren na hun fysieke scheiding en na Suhrawardi's dood ontving Al-Razi -van wie de ideeën dikwijls een tegenpool vormden t.o.v. vele van Suhrawardi’s overtuigingen- een kopie van één van zijn verhandelingen. Bij ontvangst kuste hij deze en brak in tranen uit.
Na beëindiging van zijn formele studies reisde Suhrawardi door geheel Perzië en bezocht diverse soefischolen en gemeenschappen. Bij enkele hiervan trof hij een oorspronkelijk geestelijk inzicht aan; hij koos daarom de weg van het soefisme en legde zich toe op de meditatie met dezelfde discipline en concentratie die ook zijn studies hadden gekenmerkt.
Enkele reizen naar Anatolië en de Levant (n.v.d.v.: Klein-Azië en de oostelijke kust van de Middellandse Zee) onderbraken langere periodes van geestelijke retraite. Door zijn omzwervingen leerde hij deze streken liefhebben; zijn wens om zich daar te vestigen werd sterker en sterker. Bij één van zijn tochten vanuit Damascus kwam hij in Aleppo aan. Daar ontmoette hij Malik Zahir, zoon van Saladin (6), die zich met soefi's en soefileerlingen omringde. Malik Zahir leerde Suhrawardi waarderen en nodigde hem uit bij hem te blijven, een uitnodiging die Suhrawardi graag aanvaardde.
Niet iedereen aan het hof deelde evenwel Maliks waardering. Sommigen, minder briljant en minder geleerd, werden jaloers op Suhrawardi's beheersing van de filosofie en soefidoctrines.
Zijn vrije, bijna onbeschaamde, publieke uiting van mystieke leerstellingen schokten de meer voorzichtigen, en vertoornden de orthodoxe ulama. Andere leraren voelden zich bedreigd en zelfs aangevallen door zijn ongeëvenaarde beheersing van de retorica. Toen zij bemerkten dat zijn natuurlijke aanhangers van hem afstand namen, grepen de ulama de gelegenheid om Suhrawardi's terechtstelling op last van ketterij te vragen.
Malik weigerde dergelijke betichting in overweging te nemen, waarop de ulama zich tot Saladin wendden. In normale tijden zou deze zich niet met dergelijk onbetamelijk gekibbel hebben ingelaten. Nu had hij evenwel, nadat hij juist Syrië op de kruisvaarders had veroverd, de steun van de ulama broodnodig. Hij zette zijn zoon Malik onder druk om toe te geven; Suhrawardi werd uiteindelijk aangehouden en stierf in de gevangenis in het jaar 1191, 38 jaar oud.
Onbewust volgde hij hiermee de voetstappen van Al-Hallaj (7), die hij bewonderde en in zijn werken vermeldde. In tegenstelling tot zijn mentor, liet hij echter geen twijfel bestaan omtrent zijn wijsheid, en liet hij de wereld een prachtig denkschema en een meeslepende visie na.
Suhrawardi schreef bijna vijftig omstandige werken in het Arabisch en het Perzisch; deze laatste trouwens in een zodanig prachtig proza dat zij model kwamen te staan voor latere filosofische en verhalende geschriften. Sommige waren vertalingen en commentaren, andere bevatten gebeden en aanroepingen.
Drie volumes beschreven en bewerkten de filosofie van Aristoteles; in zijn volgende werken, het veelkleurige Hikmat al-Ishraq (De wijsheid der verlichting) en het Fons et origo (Verlichte leringen), filosofeerde hij daarop ruimschoots verder.
Zijn belangrijkste doctrines werden samengevat in een waaier van kortere besprekingen, waaronder te vermelden ‘De tempels van het licht’, ‘Verhandeling omtrent verlichting’, ‘Lichtflitsen’, en ‘De tempel van het hart’.
Zijn meest mysterieuze en intrigerende werken waren echter zijn geestelijke verhalen of symbolische reizen, waarin de pelgrimstocht van de ziel door de zichtbare en onzichtbare kosmos tot aan zijn ultieme verlichting wordt beschreven. Hiervan kunnen we bijvoorbeeld vermelden: ‘Gabriëls vleugelzang’, ‘Westerse verbanning’, ‘De nachtelijke reis’, en de ‘Zang van de griffoen’.
Het rijke symbolisme van de pythagorisch-platonische, hermetische en zoroastrische tradities werd zo gestructureerd dat de wortel van het tijdelijke bestaan en de beloning voor degenen die hierboven uitstijgen voor het intuïtieve oog wordt ontsluierd.
Alhoewel de intellectuele en conceptuele bronnen van Suhrawardi's verlichtingsidee vrij gemakkelijk bij Al-Hallaj en ook bij Pythagoras, Plato en Hermes Trismegistus zijn te situeren, bekeek Suhrawardi deze bronnen vanuit een persoonlijk perspectief.
Verborgen in de zoroastrische goddelijke leringen, de antieke hellenistische en hermetische filosofen, en de Egyptische en hindoetradities, ontwaarde Suhrawardi een tijdloze traditie, het principe van de goddelijke vereniging.
De wijsheid die hij ‘goddelijke wijsheid’ (al-hikmat al-ladunilyab), en ‘antieke wijsheid’ (al-hikmat al-atiqah) noemde, bezag hij als universeel, tijdloos, en steeds aanwezig, alhoewel dikwijls beperkt in haar uitdrukking door parochialisme en door de neiging waarbij tradities zich als het ware in zichzelf willen opsluiten.
Volgens Suhrawardi was Hermes een rechtstreekse ontvanger van de goddelijke wijsheid; zijn kennis bevruchtte Egypte en Perzië. De eerste Egyptische tak strekte zich verder uit naar Griekenland.
De Griekse wijsheid en de kennis van de vroegste Perzische soefi’s herbundelden zich uiteindelijk in de islamitische beschaving.
Suhrawardi zag zichzelf in een brandpunt geplaatst, op een kritisch historisch moment: deze twee heilige stromingen, die beide dezelfde bron bezaten, ontmoetten elkaar opnieuw in zijn leringen. Hij trachtte de verborgen waarheden in ieder van deze authentieke tradities te verenigen in één grootse globale doctrine.
Zijn totale werk werd niet enkel door denken en door rede opgebouwd; veeleer speelden hier intellectuele intuïtie, contemplatie en ascetische praktijken een belangrijke rol.
Gezien onze leringen niet door rationele demonstratie maar wel door innerlijke visie en contemplatie verkregen zijn, kunnen zij niet door de twijfels en aanvechtingen van sceptici vernietigd worden. Iedere reiziger op het pad naar de Waarheid is mijn gezel en mijn steun.
De goddelijke Plato, meester in de filosofie en de wijsheid, evenals Plato’s voorgangers, zoals Hermes, vader der filosofie, volgden hetzelfde pad. Aangezien de wijsgeren uit het verleden zich om reden van de onwetendheid der massa's uitdrukten in geheime symboliek, behelsden de tegen hen geuite weerleggingen slechts het uiterlijke van hun leringen, niet hun ware intenties.
Volgens Suhrawardi wordt vereist -voorafgaand aan de verlichting- dat men de kracht opbrengt van zowel logische redeneerkunst als van onversluierde intuïtie, van strenge verstandelijke training als van een niets ontziende loutering van de ziel. Naargelang de graad en verhouding der ontwikkeling van deze beide factoren, kunnen vier klassen van wetenden worden onderscheiden.
Allereerst hebben enkele individuen een dermate dorst naar geestelijke kennis ervaren, dat zij het pad naar de wijsheid hebben gekozen.
Vervolgens hebben enkelen een formeel en voorbeeldig kennen bereikt zonder echter de gnosis te ervaren.
De derde klasse is gelijkwaardig aan de tweede, aangezien haar leden weliswaar niet zo met de kunst van de rede zijn vertrouwd, maar hun ziel zonder enige smet is.
Het individu dat volmaakt is in de filosofie en dat verlichting heeft bereikt, is ‘hakim mutaallih’, letterlijk, een theosoof (n.v.d.v.: volgens de betekenis hieraan gehecht door Suhrawardi of door de oorspronkelijke auteur van dit Engelstalig artikel); hij wordt gerekend tot deze uitzonderlijke klasse van wijzen waartoe ook Pythagoras en Plato behoren.
Voorbij dit stadium verlaat men het menselijke rijk en stapt men binnen in de hemelse hiërarchie van onzichtbare wezens. De Qutb of Pool is de leider of het spirituele centrum van dit leger geestelijke wezens die eveneens de menselijke verlichting mogelijk maken.
Geografisch kan de Qutb worden gesymboliseerd door de hemelse Noordpool waaromheen het (hemelse) gewelf roteert. De tegenpolen, met name het verduisterde westen en het verlichte oosten, worden hier, met betrekking tot het tijdelijke verblijf van de ziel, als het ware gedraaid. Het lichtende oosten wordt de Noordpool, en het westen de zintuiglijke wereld. Het middenwesten is dan het zichtbare hemelgewelf waar licht en duisternis zich vermengen; de ware scheidingslijn tussen oost en west wordt gevormd door het vaste sterrengewelf.
Alhoewel de werkelijke verblijfplaats van de ziel het oosten voorbij de sterren is, is ze, door haar noodzakelijke val in de stof, veroordeeld tot een westerse ballingschap. Verlichting, ishraq, brengt door rede en intuïtie de ziel terug naar haar tehuis, waar zij vrede en zaligheid zal vinden. Het symbolische landschap, waardoor de ziel moet reizen, strekt zich uit van de aarde tot aan de hoogste hemel die het volledige gemanifesteerde bestaan overstijgt en overkoepelt. De Werkelijkheid is Licht.
Dit Licht wijzigt in intensiteit van zijnsniveau naar zijnsniveau, waardoor relatief licht en relatieve duisternis ontstaan. Het Licht zelf is ondefinieerbaar, aangezien alle gradaties en dingen in termen van dit Licht zijn gedefinieerd. Alhoewel schaduw noodzakelijk is als vormgever of omvatter voor het licht, is het enkel het licht in een ding dat het toelaat te bestaan.
De Essentie van het Eerste Absolute Licht, Allah, geeft een permanente verlichting, waardoor het zich manifesteert en alle dingen tot bestaan brengt, hen door zijn straling leven gevend. Alle dingen in de wereld zijn afgeleid van het licht Zijner essentie; iedere schoonheid en perfectie zijn giften van Zijn mildheid; deze verlichting volledig bereiken geeft verlossing.
Metafysisch gesproken houdt de verlichting van de ziel in dat zij zichzelf voor zichzelf ontsluiert, dat zij zich bevrijdt uit de kerker van de schaduw. De graad van licht dat een wezen bezit, en daarom ook zijn ontologische of bestaansnadering tot het Opperste, bepaalt tevens de graad van kennis en bewustzijn van dit wezen. Tussen de Godheid, het Licht, an-nur, en die niet in te denken limiet van uiterste afwezigheid van licht, wijzigt zich de verhouding van licht en duisternis volgens een continue schaal. Evenwel zijn verschillende niveaus onderscheidbaar door middel van hun geëigend goddelijk symbool. Zo bezitten bijvoorbeeld de hemelen de zon, de elementen, het vuur en de ziel haar hoogste waardigheid.
Ieder niveau bezit zijn eigen engelenschaar, die het ondersteunt en die een weg tot kennis vertegenwoordigt. Voor de mens is deze het paradigma dat hij tracht na te streven. Er bestaan zoveel engelen als er sterren aan de hemel staan; de opperste zijn de aartsengelen onder leiding van Bahman, de zoroastrische Vohu Manah. Deze is de belangrijkste aangezien het dichtst staand bij het absolute Licht of het Goddelijke.
In het landschap der goden worden de engelen gerangschikt in ‘ tuli’ en ‘ardi’, dit zijn als het ware longitudinaal-verticale en horizontaal-zijdelingse orden. In de eerste klasse geeft iedere engel door straling het bestaan aan de engel beneden hem, waardoor aldus, door bevruchting, een vrouwelijke wereld wordt gevormd.
De hogere engel neemt ten overstaan van deze daaronder een dominerende- of qahr-relatie in, terwijl de lagere zich tot de hogere verhoudt vanuit een positie van liefde of mahabbah. Iedere engel is ook een barzakh of brug tussen deze boven en onder hem, waarbij hij het zuiverder licht van de hogere orde veelkleurig verduistert of filtert, en dit verder doorgeeft voor zover dit voor hem mogelijk is.
De ontmoeting of wisselwerking van dominantie en liefde doet een mannelijke zijdelingse orde van engelen ontspruiten, die niet meer elkaar voortbrengen maar die tezamen, ’naast’ elkaar, bestaan. Deze orde van engelen correspondeert met de platonische ideeën; ieder van hen is in feite theürgisch, want wakend over en aan de basis liggend van een klasse of soort van wezens in de zichtbare wereld.
Een werelds wezen beantwoordt dit door deelname en actie volgens het licht van zijn engel; ieder wezen is daarom ook als het ware theürgisch. Volgens Suhrawardi komen de platonische ideeën of ardi-engelen overeen met de zevenvoudige krachten of lichten van Ahura Mazda, de zoroastrische Heer van het Licht, gemanifesteerd als de Amesha Spentas (8). De stralende en straling ontvangende tuli-engelen kristalliseren door liefde en receptiviteit de hogere substanties zoals de sterren en andere hemellichamen; de ardi-engelen creëren door reflectie een bijkomende bewaarengel voor ieder zichtbaar wezen.
De aartsengel Gabriël is ‘rabb al-naw’al-insani’, het archetype voor de mensheid. Gabriël is het hemelse licht in de mensheid, die zich in de mens theürgisch uit als de onthuller van kennis. Ieder menselijk wezen is eveneens de reflectie van een eigen engel. Bij de incarnatie van een ziel in een lichaam -kerker vol schaduw, zonder licht- wordt deze van zijn engel gescheiden; het gehele geïncarneerde bestaan is niets anders dan de zoektocht naar vereniging met zijn werkelijke engel of hoger-zelf en naar terugkeer tot zijn natuurlijk niveau van licht, in termen van Plato’s drievoudige ziel zijn de vegetatieve en dierlijke vermogens van de ziel de theürgische uiting van engelen die de Natuur vormen.
De mens, een gevallen engel, bezit daarnaast, door theürgische reflectie, de vermogens van fantasie, bevattingsvermogen, geheugen en creativiteit. De rationele dimensie van de ziel spruit voort uit Gabriël, het hemelse licht. De opbouw der Natuur en de eigenheid van de menselijke natuur ontdoen de psychologie van haar eigen intrinsiek belang, want deze is enkel nuttig als hulp bij het louteringsproces van de ziel. Psychotheürgie , of zelf-transformatie door zelf-reiniging, verlangt een ethiek van toegewijde zelfdiscipline.
Door aanroeping van Gabriël, het hemelse licht in ieder menselijk wezen, kunnen de verschillende menselijke vermogens worden gebundeld om licht van duisternis, en helderder van minder licht, te onderscheiden; waardoor de lange en moeilijke maar ook de vreugdevolle terugreis van de ziel naar haar hemelse oorsprong kan worden aangevat. Hierdoor wordt het duidelijk dat om het even welke vluchtige belofte en tijdelijk of ijl genot in deze wereld slechts een vale weerschijn is van de gelukzalige verlichting der gnosis.
Aangezien de toestand na de dood een precieze functie is van de reinheid en kennis bereikt in het leven, kan bezwaarlijk worden aanvaard dat iedere ziel op ieder ogenblik behoort tot één uit slechts drie klassen: zij die onwetend zijn, zij die in een zekere mate gelouterd zijn, en die heilige klasse van verlichte zielen - zelfs bij hun verblijf in het lichaam.
Suhrawardi's grootse visie op de kosmos is als een wegenkaart, die weliswaar juist is, maar evenwel niet identiek aan het landschap waarin de zoekende ziel zich tijdens de reistocht vanuit haar westerse verbanning naar het goddelijke oosten beweegt. De tocht naar het oosten is in wezen de trek naar de noordpool, de zijnspool die het Zijn en Licht van allen is.
Suhrawardi's leringen mochten dan het christelijke Europa niet bevruchten; zij doordrongen daarentegen wel het jodendom via joodse mystici zoals Isaak Luria (9) en de kabbalisten.
Hij werd in het Sanskriet vertaald tijdens de Indische Moghul (10); en via Azar Kaiwan beïnvloedde hij de zoroastriërs die uiteindelijk naar India uitweken.
Alhoewel hij in ongenade stierf hield Suhrawardi de toorts der antieke wijsheid hoog en bouwde ze talentvol verder uit. Hij schaarde zich bij die eindeloze lijn van mystici en leraren die erop toezien dat de vlam steeds branden zal voor degenen die het lichtend pad zoeken.
VOETNOTEN:
- Betreft het hier Razi of Rhazes Aboe Bahr Moehammed ibn Zakarijja Al, befaamd Iraans arts, alsook filosoof (ca 860-923)? Deze laatste was auteur van enkele medische encyclopedieën, die in Europa lange tijd in het onderwijs werden gebruikt. In één van zijn werken beschreef hij als eerste de pokken (zie ook Gele reeks boek II, Nr 12).
Zijn filosofie, waarvan slechts enkele fragmenten bewaard bleven, werd beïnvloed door het manicheïsme en het gnosticisme. Zijn standpunten schijnen in te gaan tegen deze van Djabir (Gele reeks III, Nr 2; alsook GLT-reeks II, Nr 12, december 1989). - Peripatetisme, of synoniem van aristotelisme. Het woord is afgeleid van het Griekse ‘peripatos’ of wandelgang. De naam peripatetisme werd oorspronkelijk ook aan andere Griekse scholen gegeven, maar tenslotte werd hij de aanduiding van die van Aristoteles, die volgens de overlevering onderwees al wandelend onder de zuilen van het Lyceum.
- Kalam ; moslimtheologie, soms ook moslimscholastiek genoemd. In zijn oorsprong heeft de kalam een eerder defensief karakter (8e eeuw); met name de juistheid bewijzen van de geloofsdogma’s der moslims tegenover de twijfels en tegenwerpingen van binnenuit en van buiten (joden, christenen, mazdeïsch en manicheïsch dualisme).
In tegenstelling tot de christelijke theologie is de kalam, binnen de islam, slechts een secondair-marginale wetenschap. Het moslimgeloof is immers essentieel gebaseerd op de Koran (het directe Goddelijke Woord), de Hadith (het woord van de profeet) en de Fiqh (het religieuze recht).
- Abu Hamid al-Ghazzali (1058-1111): theoloog, jurist, mysticus, één der belangrijkste religieuze denkers uit de islam, leerling van de ashariet Juwayni (ook genoemd imam al-Haramoyn) . In Latijnse kringen was hij ook bekend onder de naam Algazel.
Hij had trouwens een aanzienlijke invloed op het middeleeuwse denken, vooral via Thomas van Aquino. Als jurist was hij van oordeel dat omtrent aangelegenheden, die niet het voorwerp waren van een tekst in de Koran of Hadith, een supplementaire wetgeving of standpunt mogelijk is. Om dit te kunnen, wordt gebruik gemaakt van bestaande teksten met een welbepaalde draagwijdte. Van deze teksten kan het aan de basis liggend algemeen principe worden achterhaald; dit kan dan voor de andere, niet beschreven, aangelegenheid worden benut. De logica van Aristoteles komt hier in zekere mate aan bod.
In de filosofie bekritiseert hij de doctrines van Avicenna, daar waar zij in tegenspraak waren met de Koran (bv. schepping van tijd en eeuwige beweging, ontkenning door Avicenna van lichamelijke wederopstanding,..) Het is in zijn activiteiten als theoloog dat hij in de school van het asharisme wordt gerangschikt. Hij verzet zich enerzijds tegen het (overdreven geachte) rationalisme van de moe’tazilieten, en anderzijds tegen de antropomorfe interpretaties van de Koran; hij verzet zich bijvoorbeeld tegen antropomorfe afbeeldingen. Hij blijft erbij dat de kalam-theologie slechts een essentieel defensief karakter heeft; degenen met een sterk geloof hebben deze theologie niet nodig en behoeven hiervan niet op de hoogte te zijn.
- Fakhr al-Din al-Hazi behoorde tot de theologische school (of kalam-school) van het asharisme, net zoals al-Ghazzali. Het asharisme ontstond als een ‘gulden middenweg’, tussen het verworpen moe’tazilisme (eerste kalam-school met sterke nadruk op het belang van de rede) en het daarop de bovenhand halende hanbalisme, dat alle gebruik van de rede verwerpt en zich beperkt tot de Koran en Hadith-teksten.
- Saladin, of Salach al-Din Joesoef ibn Ajjoeb (1138 - Damascus 1193), sultan van Egypte en Syrië. Hij versloeg het leger der kruisvaarders tijdens de tweede kruistocht en veroverde Jeruzalem, dat trouwens ook tijdens de derde kruistocht in zijn handen bleef. Hij bezat in het Westen een hoog aanzien, dit om reden van zijn persoonlijkheid en zijn ridderlijke houding tegenover de kruisvaarders.
- Hallaj (Al-Husayn ibn Mansur al-Hallaj, 858-922) was een zeer belangrijk moslim-mysticus. Hij studeerde vanaf zijn zestiende tot zijn veertigste jaar, waarna hij apostolisch werk aanvatte. Hij verkondigde publiekelijk een boodschap van mystieke liefdeseenheid met God. Hij werd op zijn eenenvijftigste gearresteerd, en verbleef de laatste dertien jaar van zijn leven in de gevangenis. Hij werd uiteindelijk gegeseld en gekruisigd omdat hij de bedevaart naar de heilige plaatsen wou vervangen door een innerlijke bedevaart, aangezien God binnenin de mens woont. De figuur van Al-Hallaj werd eeuwenlang doodgezwegen, maar kent op dit ogenblik een zekere islamitische ‘come-back’. (Gele Reeks: boek III Nr. 9)
- Amesha Spenta: onsterfelijke attributen geëmaneerd uit Ahura Mazda, namelijk: (in een willekeurige volgorde):
Vohu Manah (Goede gedachte)
Asha Vahishta (Gerechtigheid, volgens sommige bronnen de voornaamste van de Amesha Spenta)
Spenta Mainyu (Heilige Geest)
Spenta Armaiti (Heilige devotie)
Khshathra Vairya (Het overwinnend kunnen)
Haurvatat (Gezondheid)
Ameretat (Onsterfelijkheid}
- Isaak Luria (1533-1572), grondlegger van het moderne kabbalisme en chassidisme (Safed, Palestina)
- Moghul of Mogoldynastie (16e-19e eeuw). De Indische Mogolkunst stond sterk onder Perzische invloed.