De fundamentele wet van broederschap

In hun goddelijke aard zijn de NATUUR en de mens één, maar elk heeft een tweeledig aspect – zijn ongemanifesteerde en gemanifesteerde aspect. Nogmaals, zowel het ongemanifesteerde als het gemanifesteerde hebben een drievoudige eigenschap die in het geval van de eerstgenoemde vooral altijd verborgen is terwijl in laatstgenoemde de drievoudigheid zichzelf ontvouwt tijdens de manifestatie. In de metafysische wereld wordt de eeuwig verborgen, oorspronkelijke drievoudige differentiatie, niet van, maar in het ENE ABSOLUTE daarom gesymboliseerd door 4 of de Tetraktis. In het Indische systeem, het Heilige Woord Aum dat is samengesteld uit vier factoren – de drie letters A, U en M en de halve meter, Ardha-Matra, voor de vierde. Evenzo is de mens niet alleen atma-buddhi en manas maar ook dat wat zich aan de onsterfelijke triade, aan het Ene Leven, de universele geest Paramatma bindt en alles omvat.

“De term ‘adem’ van het ene bestaan wordt door de archaïsche esoteriek alleen toegepast op het geestelijke aspect van de kosmogonie; in andere gevallen wordt deze vervangen door de overeenkomstige term op het stoffelijke gebied: beweging. Het ene eeuwige element, of element-bevattend voertuig, is ruimte, in elke betekenis zonder dimensie; tegelijk daarmee bestaan eindeloze duur, oer – (en dus onvernietigbare) stof, en beweging – absolute ‘eeuwigdurende beweging’; de ‘adem’ van het ‘ene’ element. Zoals we hebben gezien, kan deze adem nooit ophouden, zelfs niet tijdens de eeuwigheden van Pralaya.”[1]

“Wij beschouwen het leven als ‘de ene bestaansvorm’, die zich manifesteert in wat stof wordt genoemd of, zoals bij de mens, in wat we geest, ziel en stof noemen, die we ten onrechte scheiden. De stof is op dit bestaansgebied het voertuig voor de manifestatie van de ziel, en de ziel is op een hoger gebied het voertuig voor de manifestatie van de geest; deze drie vormen een drieëenheid die wordt samengevat in het leven, dat hen alle doordringt.”[2]

De ene en enige macrokosmos is voor altijd verborgen in absoluutheid. Het universum in toto is op zich een microcosmische projectie van die ene en enige macrokosmos. De studie van het gemanifesteerde is de studie van onnoemelijke reflecties van het Ene Leven. Elke microcosmos, zijn ouder volgend, projecteert zich en wordt zo een macrokosmos voor zijn nageslacht. Het is noodzakelijk dit te begrijpen.

In De Geheime Leer wordt het gemanifesteerde universum de zoon van noodzakelijkheid genoemd. Elke microcosmos is een zoon van noodzakelijkheid. Het opkomen van de golf – het universum – in de oceaan van absoluutheid gebeurt onder wetmatigheid. De Geheime Leer zegt:

“Wanneer hij treedt uit de cirkel van de oneindigheid, die geen mens begrijpt, wordt Ain-Soph (het kabbalistische synoniem voor Parabrahm, voor het Zeroana Akerne van de Mazdeeërs, en voor elk ander ‘ONKENBARE’) ‘Een’ – de ECHOD, de EKA, de AHU – dan wordt hij (of het) door de evolutie getransformeerd tot het Ene in velen, de Dhyani-Boeddha’s of de Elohim of ook de Amshaspends, en zijn derde stap leidt tot de voortbrenging van het vlees, of ‘de mens’”. En van mens of Jah-Hova, ‘mannelijk-vrouwelijk’ wordt het innerlijke goddelijke wezen op het metafysische gebied weer de Elohim.”[3]

In de cirkel van oneindigheid ontstaat onder en als wet de cirkel van noodzakelijkheid of eindigheid. Deze wet heeft drie aspecten die correspondenderen met de drie van de altijd verborgen Eenheid – de wet van karma (handeling), van cycliciteit (yugas) en van yagna (opoffering-mededogen).

Krachtens de wet van karma ontwaken of slapen kosmische of menselijke wezens in terwijl de cyclische processen in verschillende tijdsperioden (cyclussen) voortgaan, afhankelijk van hun verworven mogelijkheden en inherente vermogens; maar de wet van cycliciteit kent zijn gelijkmatige en uniforme beloop, door het universum te laten inslapen door zijn manvantarische handelingen heen, en door zijn pralayische bewegingen heen het universum tot manifestatie brengend. Door de wet van Yagna of opoffering handelen al deze wezens als bouwers, behouders, regeneratoren, van hun eigen levenskracht gevend aan hen die dat nodig hebben en van anderen ontvangend wat zijzelf nodig hebben, sommige volledig bewust, andere onbewust. Deze drievoudige functie van de ene wet staat niet buiten de mens of het universum. Het is in elk van hen.

Zo offert de geestelijke mens zich op voor het welzijn van de mentale mens en deze laatste voor de mens van vlees waarin hij incarneert. Krachtens de wet van compensatie zullen er zichtbare aanpassingen qua skandha’s of persoonlijkheid, egoïsche of individuele, en monadische of universele plaatsvinden. Om een opoffering aan te bieden en het te ontvangen en zo een aanpassing tot stand brengen, is het tijdselement - het gepaste en juiste seizoen - een noodzaak. De ontvouwing van kosmische en menselijke principes, de groei van het lichaam, mind (denkvermogen) of ziel in de mens of van de rijken van de natuur, kortom, de algemene evolutie, is afhankelijk van de drievoudige functie van de Ene wet.

Waarom zijn we wat we zijn? Dit wordt vaak gevraagd en uit het antwoord ontspringt, omdat we onszelf hebben gemaakt, de volgende vraag: hoe? We zijn in onze zijnstoestand gekomen om dit specifieke aanpassen van kosmische principes waarvan we sommige al hebben geassimileerd en ons eigen hebben gemaakt, terwijl andere nog moeten worden geassimileerd; en verder zijn slechts gedeeltes en aspecten van sommige hiervan geassimileerd en er dient nog meer assimilatie plaats te vinden. Dit proces is afhankelijk van de activiteit van de wet van Yagna-opoffering – aan en van anderen te geven en te ontvangen. Deze verklaring noodzaakt ons te onderzoeken waarom we genieten of lijden van de capaciteit of de beperking tot offeren en tot aanvaarden en het antwoord daarop is – de wet van cycliciteit. Ieder van ons beweegt zich door een specifieke tijd of yuga en overeenkomstig het seizoen zullen de vruchten van onze inspanningen zijn. Ieder wezen in het universum is een deel van de ruimte, door handeling (karma) assimileert het andere delen en brengt zo oorzaken voort waarvan de reactie die het gevolg is mettertijd onder ogen zal moeten worden gezien. In dit assimileren beïnvloedt het en wordt het door alle andere delen beïnvloed totdat het de waarheid van broederschap, van verbinding, ja zelfs van de eenheid zelf leert. Merk de drievoudige werking van de Ene wet op in het volgende:

“Bovendien is er één absolute, altijd werkzame en nooit dwalende wet, die van de ene eeuwigheid (of Manvantara) tot de andere steeds dezelfde lijnen volgt – die aan het gemanifesteerde, of dat wat we de grote illusie (Maha-Maya) noemen, altijd een mogelijkheid biedt om hoger op te klimmen, maar die enerzijds de Geest dieper en dieper in stoffelijkheid dompelt, en hem dan door het vlees verlost en bevrijdt. Deze wet gebruikt voor die doeleinden de Wezens van andere en hogere gebieden, mensen of denkvermogens (Manu’s), in overeenstemming met wat ze Karmisch nodig hebben.”[4]

Zo kan de lezer zien dat de wet der wetten de wet van broederschap is – Alaya. Zijn drievoudige uitdrukking is karma, yuga en yagna – compensatie, cycliciteit en opoffering.  Deze broederschap omvat niet alleen de mens, maar de gehele natuur – geestelijk of atmisch, intellectueel of manasisch, psychisch of kamisch, en lichamelijk of ‘sharirisch’. Zijn eenheid strekt zich over het menselijke rijk uit en omvat vogel en dier, struik en boom, metaal en steen, alle onzichtbare elementale rijken van natuurgeesten, feeën en devatas, collectieve scharen van aartsengelen, stralenden en deva’s en de kroon van hen allen – geperfectioneerde mensen, Mahatma’s, Boeddha’s, Dhyanis. In zijn oorsprong of upadische vormloosheid is de natuur even oud als zijn Godheid. In De Sleutel tot Theosofie zegt HPB:

“Wanneer we over de Godheid spreken en deze zien als identiek en gelijk bestaand met de natuur, dan wordt de eeuwige en ongeschapen natuur beodeld, niet uw verzameling voorbijgaande schaduwen en eindige onwerkelijkheden. Wij laten het aan de dichters van lofzangen over, het zichtbare uitspansel of de hemel Gods troon te noemen en onze aarde van slijk Zijn voetenbank. Onze GODHEID bevindt zich noch in een paradijs, noch in een boom, een gebouw of een berg, maar is overal, in elk atoom van de zichtbare en onzichtbare kosmos, in, boven en rondom ieder onzichtbaar atoom en deelbare molecule, want HET is de mysterieuze kracht van evolutie en involutie, de alomtegenwoordige, almachtige en zelfs alwetende scheppende potentialiteit”.[5]

Als God en de natuur één zijn, dan zijn deze twee ook één met de wet. De Geheime Leer zegt: “ Het is zinloos te spreken over ‘wetten die ontstaan als de Godheid zich voorbereidt om te scheppen’, want (a) wetten zijn, of beter WET is, eeuwig en ongeschapen; en (b) de Godheid is wet, en omgekeerd.  …” En ze voegt toe: “Bovendien ontvouwt de Ene Eeuwige WET alles in de (toekomstige) gemanifesteerde natuur …”[6]

Het samenspel van deze drie wetten gebeurt in termen van analogie – correspondentie en continuïtiet. God, de natuur, wetmatigheid stoppen nooit maar bewegen zich uniform verder en er is nergens een kloof of een ravijn; allen zijn in een harmonieus geheel verbonden. De wet van correspondentie en analogie helpt de intelligente zoeker en ontvouwt het mysterie die de magie van praktriti veroorzaakt. De Geheime Leer zegt:

“De Werelden worden gebouwd ‘naar het voorbeeld van oudere Wielen’, d.w.z. van de wielen die in voorafgaande Manvantara’s bestonden en in Pralaya zijn gegaan, omdat de WET voor de geboorte, de groei en het verval van alles in de Kosmos, van de Zon tot de glimworm in het gras, EEN is. Bij elk nieuw verschijnen is het een eeuwigdurend werk van vervolmaking, maar de Substantie-Stof en de Krachten zijn alle dezelfde. Maar deze WET werkt op iedere planeet door kleinere en verschillende wetten.”[7]

De moderne wetenschap onderwijst ook dat het universum geleid wordt door wetmatigheid, maar in zijn observaties bestaan brede en diepe kloven; daarom de talloze ‘missing links’; wanneer de moderne wetenschap leert gebruik te maken van de wet van correspondentie en analogie zullen de lacunes in zijn kennis beginnen te verdwijnen.

“Het is een grondbeginsel van de Occulte filosofie, deze zelfde homogeniteit van de stof en onveranderlijkheid van de natuurwetten, waarop het materialisme zo sterk aandringt; maar die eenheid berust op de onscheidbaarheid van geest en stof, en als de twee zouden worden gescheiden, zou de hele kosmos vervallen tot chaos en niet-zijn.”[8]

“Deze evolutie, vanuit haar verschillende standpunten gezien, d.w.z. als de universele en de geïndividualiseerde Monade, en de belangrijkste aspecten van de Evoluerende Energie na de differentiatie – het zuiver Geestelijke, het Intellectuele, het Psychische en het Stoffelijke – kunnen zo worden geformuleerd als een onveranderlijke wet; een afdaling van de Geest in de Stof, gelijkstaand met een vooruitgang in de stoffelijke evolutie; een weer opstijgen uit de diepten van de stoffelijkheid naar zijn status quo ante, gepaard gaand met het verdwijnen van concrete vormen en substanties tot de LAYA-toestand, of wat de wetenschap ‘het nulpunt’ noemt, en nog verder”.[9]

De sleutel voor het gebruik en de toepassing van de wet van analogie en correspondentie ligt in het begrijpen van de werkelijke aard van broederschap en zijn drievoudige uitdrukking waarnaar hierboven werd verwezen.

Het eerste idee dat met betrekking tot de wet van correspondentie-analogie dient te worden begrepen, is dat er geen kwalitatief verschil bestaat tussen macro- en microkosmos. Elke schepsel in elk rijk is een microkosmische weerspiegeling van het Ene Leven – de macrokosmos. Atomen, monaden, goden zijn slechts de weerspiegelde beelden van en in het Ene Leven. Het verschil is een verschil van graad en niet van aard – hetzelfde Ene Leven weerspiegelt zichzelf in en door een gevarieerde kracht om zo differentiatie voort te brengen, een eindeloze variëteit van de natuur. De natuur is gevarieerd omdat leven één is.

 

Het tweede idee dat moet worden begrepen, is dat dit verschil slechts schijnbaar is - het is een steeds veranderlijk uiterlijk. Degenen die haar schijnbare aard waarnemen, noemen het illusie of mayavisch, maar het is intens echt voor allen die geen glimp hebben opgevangen van haar illusoire aard. Wat maakt deze illusie? Het Ene Leven in zijn eeuwigdurende beweging, actie en reactie of gevolgen veroorzakend, brengt cyclussen voort – cirkels, ellipsen, epicycli – yuga’s, wielen of tijdringen. Deze oorzaak-gevolg-cyclische beweging verwekt  verwisselingen en combinaties. Dus er is de oorspronkelijke beweging van het steeds voortsnellen van het Ene Leven – de grote adem van Brahma – die elk punt in de ruimte van elk ander punt doet verschillen en deze reactie op elkaar doet de machtige magie van prakriti werken.

Zo ontstaat daar de veelvuldigheid van de natuur. De drie aspecten van het Ene leven worden zes wanneer ze zich weerspiegelen en samen met de oorspronkelijke ouder vormen ze het eerste zevenvoud. Daarom zijn er zeven Aartsengelen, Sapta-Rishis, zeven Ameshaspentas in de exoterische godsdiensten, de zielen of eenheden van zeven hiërarchieën in het esoterisme. Elk van hen heeft een zevenvoudig bewustzijn dat in een zevenvoudige materie werkt en daarom zijn er zeven krachten of vermogens die uit het contact tussen bewustzijn en materie voortvloeien. Hij die zichzelf kent als hoger dan de drievoudige eigenschappen of gunas van de stof - inertie, mobiliteit, ritme of tamas, rajas, sattva -, hoger dan de drievoudige aspecten over vermogens van bewustzijn – denken, voelen, willen of gnyan, ichcha, kriya –; hij kent zichzelf als het Ene Leven.

Het derde idee dat moet worden begrepen is dit: in de gedifferentieerde natuur bestaan de verschillen in termen van wat zichtbaar is en van wat nog latent is. Als de stroom van het Ene Leven verder vloeit, zullen zijn aspecten, vermogens, karakteristieken zich tonen. In een ononderbroken continuïteit ontvouwen deze, steeds evoluerend, wat vandaag in het ene rijk latent is, morgen zichtbaar wordt in een ander rijk. De verscheidenheid van de natuur zou onderzocht moeten worden in functie van zijn latentie en zijn zichtbaarheid. De ene behoort tot het aspect van de toekomst zoals de andere tot dat van het verleden hoort en de twee komen samen in dat van het heden. En elk schepsel van de natuur dat een essentieel onderdeel ervan is, ziet op zijn eigen wezen de latentie en zichtbaarheid van elk ander wezen.  Afhankelijk van wat zich van moeder natuur of het Ene Leven in ons heeft ontplooit, en ook van wat nog sluimert en slapend is, vormt ons vermogen tot waarnemen, tot begrijpen en tot het dienen van alle andere wezens in alle rijken.

Dit brengt ons tot het vierde idee: het Ene Leven doordringt het gehele gemanifesteerde universum zoals zonlicht valt op het goede en slechte. Een volmaakte weerspiegeling is als een ware weergave. Over het gehele oppervlak van een meer valt het zonlicht maar voor elke waarnemer reproduceert het zichzelf op een bepaalde plaats van het rustige meer als een  spiegelbeeld. Het Ene Leven wordt zichtbaar of reflecteert zichzelf verschillend in en uit de verschillende rijken. Enkel in het mensenrijk werpt het zijn volmaakte schaduw of het veroorzaakt een exacte reproductie. De mens vormt de foto van het universum – de microkosmos van het Ene Leven dat de microprosopus is. Enkel in de mens combineren de oorspronkelijk paren van tegenstellingen met hun zesvoudige manifestatie zich om hem tot het zevenvoudig wezen te maken dat hij is.

Het is in dit feit van de unieke aard van de mens dat De Geheime Leer onthult, dat we moeten zoeken naar het begrip van haar twee lelijke vervormingen. Wij zijn ons allen bewust van de egocentrische neiging van de gehele mensheid; dit is een vervormde schaduw van de werkelijkheid van de leer die wij beschouwen. Om dezelfde reden dat het stadium van de mens uniek is in de natuur, is deze aarde van ons - de vierde bol in de planetaire keten - het werkelijke slagveld - de ware Kurukshetra.
Onder invloed van de kerk is dit idee opnieuw verdraaid door vroegere Europese astronomen en werd het geocentrische zonnestelstel gepredikt. Pythagoras en zijn leraren van het Oosten wisten en onderwezen het heliocentrische astronomische systeem alsook de leer dat de mens een exacte kopie van de natuur en het Ene Leven is, illusoir als lichaam, werkelijk als Geest.

Het is dit grote feit van de vervolmaakte mens die een volledige reproduktie, een perfecte weerspiegeling van de natuur is, van het feit dat hij de ware microkosmos van de macrokosmos is, van de werkelijke identiteit die er tussen hen bestaat en die hem in staat stelt de wet van broederschap waar te nemen, te begrijpen en te dienen.  Door zichzelf te kennen kent hij het universum; wat latent is in hem is ook slapend in de natuur; wat zich in hem manifesteert, brengt hem in contact en in overeenstemming  met wat in de natuur is gemanifesteerd.


Het waarnemen van het universum door de zintuigelijke mens, het begrijpen van het universum door de mens met denkvermogen, het dienen van het universum door de mens van geest zijn met elkaar verbonden. De mens leeft in een drievoudig universum – tri-loka – omdat hij drievoudig is; hij beïnvloedt het op een zevenvoudige manier omdat hij een zevenvoud is; maar hij neemt het drievoudige universum gedeeltelijk op een zevenvoudige manier waar en begrijpt het daardoor gedeeltelijk, dient het gedeeltelijk – hij is slechts een halfbroer van de natuur. Maar in hem ligt de mogelijkheid om te groeien en een Oudere Broeder te worden in de grote familie van de natuur. Op te stijgen tot deze glorieuze hoogte is moeilijk in onze tijd:

“In ons ras en generatie is de ene ‘tempel in het heelal’ in zeldzame gevallen – binnenin ons; maar ons lichaam en ons denkvermogen zijn door zowel zonden als wetenschap te veel verontreinigd geraakt om nu uiterlijk iets beters te zijn dan een tempel van ongerechtigheid en dwaling.”[10]

Maar wat mensen hebben gedaan, dat kan een mens doen – de onderling strijdende jongere broeders in hemzelf controleren en tot bedaren brengen, de broederschap in zijn eigen lichamelijke, psychische, mentale en geestelijke aard grondvesten en zo een dienaar van de grote moeder worden. De Geheime Leer heeft in een gedenkwaardige passage (I, 268) de opeenvolgende ontvouwing van de vermogens en aspecten van het Ene leven en de plaats van de mens in dat schema beschreven waarop de aandacht van de lezer speciaal wordt gevestigd en waarvan dit korte uittreksel als volgt luidt: 

“De Pelgrim, die de lange reis onbevlekt is begonnen, die steeds verder is afgedaald in de zondige stof, en zich heeft verbonden met elk atoom in de gemanifesteerde ruimte, de pelgrim die elke levens- en bestaansvorm heeft doorworsteld en daarin heeft geleden, is nog maar tot de bodem van het dal van de stof gekomen, halverwege zijn cyclus, als hij zich heeft vereenzelvigd met de collectieve mensheid.” [11]


[1] H.P. Blavatsky, De Geheime Leer, deel I, Eng. p. 55

[2] Idem, deel I, Eng. p. 49

[3] Idem, deel I, Eng. p. 113

[4] Idem, deel II, Eng. p. 87-88

[5] H.P. Blavatsky, De Sleutel tot de Theosofie, Eng. p. 64 (ned. p. 60)

[6] De Geheime Leer, deel I, Eng. p. 152

[7] Idem, deel I, Eng. p. 144-145

[8] Idem, deel I, Eng. p. 640

[9] Idem, deel I, Eng. p. 620

[10] Idem, deel II, Eng. p. 651

[11] Idem, deel I, Eng. p. 268