Metafysica van de geheime leer

[Dit artikel is een vertaling van hoofdstuk 11 van het boek Studies in The Secret Doctrine (Book I, second series) van B.P. Wadia (The Theosophy Company, Bombay, 1961, herdruk in 1976).
Deze Studies zijn oorspronkelijk verschenen in het tijdschrift The Theosophical Movement.]

De Stanza's van Dzyan, waarop De Geheime Leer is gebaseerd, behoren tot dezelfde reeks als de fragmenten die onder de titel De Stem van de Stilte zijn gepubliceerd. Dit gegeven, waarnaar in het voorwoord van het laatste werk wordt verwezen, zou een onderwerp voor meditatie moeten zijn want het draagt een praktische verwijzing in zich met een occulte betekenis die studenten van De Geheime Leer niet zouden mogen missen.

Wijsheid en mededogen zijn eigen aan wetmatigheid en manifesteren zich in de natuur. Het zijn geen twee verschillende eigenschappen, maar twee aspecten van eenzelfde kwaliteit. In de mens worden het hoofd en het hart als twee verschillende organismen beschouwd. Al onze strijd en ons lijden zijn het gevolg van deze fundamentele misvatting.
Wanneer we erkennen dat hoofd en hart slechts twee aspecten van één natuur zijn, opent zich voor ons de weg van het innerlijke leven. Wat volgt is het verwijderen van de obstakels die de smalle brug tussen hoofd en hart bedekten en verduisterden; vervolgens het tot stand brengen van communicatie, en tenslotte het samensmelten van de twee.

 

Deze twee aspecten van wijsheid en mededogen vormen de ziel van de Stanza's van Dzyan en De Stem van de Stilte. Samengevoegd zullen deze twee verhandelingen helpen de barrière op te heffen, de twee werelden te overbruggen, onze rede mededogend en onze liefde intelligent te maken.
In haar achttien hoofdstukken vervult de Bhagavad Gita deze dubbele opdracht, net zoals de Dhammapada en de allereerste preek die Gautama de Boeddha hield over de vier nobele waarheden en het edel achtvoudig pad dat doen.

 

In de huidige cyclus zijn onze denkvermogens gescheiden van mededogen, en worden onze ethische impulsen meer gedreven door onze psychische dan door onze geestelijke aard.
De studie van de geschriften van HPB onthult de basisbeginselen, intellectueel en filosofisch, voor onze ethische overtuigingen en standpunten; zij toont ons waar en hoe we fout waren en op welke manier verbetering kan plaatsvinden; ook begiftigt zij onze mentale gewaarwordingen en beschouwingen met een levende en vitale ziel en toont zij ons hoe onze algemene kennis praktisch voor zelfverbetering en ten dienste van anderen kan worden toegepast.

 

De eerste taak bestaat uit het zuiveren van het denkvermogen, het verwijderen van psychische indrukken en kamische invloeden; alleen dan kan zijn verlichting door Buddhi, de straal van Atma, volgen.
Met betrekking tot de eerste taak wordt het metafysisch begrijpen van het fysieke universum, met andere woorden, het waarnemen van de oorzaken van gevolgen, het inzien van de relatie tussen werkelijkheid en illusie, noodzakelijk.

Hierin ligt de reden van de herhaalde nadruk in De Geheime Leer om de mens niet van de godheid te scheiden, of materie in bezield of onbezield te verdelen; of om een onderscheid te maken tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke.

 

De mens is goddelijk, materie is levend, heel de natuur is één. Na deze stelling te hebben bewezen, vervolgt De Geheime Leer met ons de ware onderverdeling van de fasen en aspecten van het Ene Leven, in microkosmos en macrokosmos, geest en stof, normaal en abnormaal, te tonen.
De innerlijke wereld en die van de uiterlijke, de weerspiegeling van het hogere in het lagere, de afschaduwing van zowel geest-substantie als materiële vorm worden verklaard, niet als een speculatieve theorie van een koude filosofie, maar als de leer van een praktische wetenschap van het leven.

Door dat geestelijk vermogen van de intuïtie waarnaar in de laatste studie werd verwezen te bevruchten, toonden we aan hoe mens en natuur door dezelfde wet worden beheerst – zij zijn slechts delen van één geheel.
Dat zuivere inzicht of begrijpen, die kracht van kennis, Jnana-shakti, wordt verworven door een begrip van de universele principes waarvan alle bijzonderheden slechts uitdrukkingen zijn. De mens kan zichzelf niet anders kennen dan via zijn eigen schaduwen die op de natuur om hem heen worden geworpen, en omgekeerd door de bewuste waarneming van weerspiegelingen die de natuur in en om hem heen projecteert.

Wat is onwetendheid anders dan het resultaat van het opsplitsen van een ondeelbaar geheel? Een metafysisch inzicht in de eenheid van de hele natuur - van sterrenstof tot zeezand, van atoom tot universum, van de grillige beweging van een komeet tot het ritmisch slagen van het menselijke hart - leidt ons tot de praktijk van broederschap zonder onderscheid van geslacht, kaste, geloof, kleur of ras. Zonder dat metafysisch inzicht kan de wet van broederschap niet volledig of waarlijk worden begrepen, en niet volledig of juist in het leven worden toegepast.
Alle partijen, alle sekten, alle naties verkondigen broederschap, maar ze zijn niet in staat het na te leven of te verspreiden om de eenvoudige reden dat er geen aandacht aan de metafysische ziel van broederschap wordt gegeven; er wordt zelfs geen kennis van genomen.

 

Wanneer we in staat zijn het fundament van het ene levensbeginsel in te zien, zullen we klaar zijn om de dualiteit van Zelf en niet-zelf, van het ‘ik’ en het universum verschillend van het ‘ik’, van God en Satan in ons, van de lichte en de duistere zijden van de natuur, van het verschijnen van de wet van de cyclussen of periodiciteit te zien.

 

Zodra we die dualiteit hebben begrepen, zijn we in staat de antieke weg naar onsterfelijkheid te begaan - de realisatie van het Zelf, de groei van het universum in het ‘ik’, de omkering van Satan in God, de versmelting van het duistere in de nooit verblekende glorie van het eeuwige licht; van het opgaan van cyclussen en tijdperken in tijdloze gelukzaligheid. In deze drie processen liggen alle toepassingen van de Geheime Leer – ze zijn het begin en het einde van alle kennis.

Zo worden de drie grondstellingen van De Geheime Leer gekend.

De werking van de wet van de cyclussen dient te worden geobserveerd in de rust van de diepe slaap of in de rusteloosheid van het waakbewustzijn; in de groei van de lente, de bloei van de zomer, het vallen van de herfstbladeren en de sombere wintermaanden van de jaren van onze incarnatie; door middel van verjaardagen en jubilea; en op ontelbare andere manieren. Manifestatie en niet-manifestatie, wegen van voorspoed en terugval, dienen in onszelf te worden waargenomen; tussen twee hartslagen van een menselijk hart is er dezelfde stilte als bij een pralaya – de weerspiegeling van de verheven stilte of mahapralaya.

Tussen die twee hartslagen, die de hartslagen van het leven zijn, ervaren we de stilte van de scheiding, van de dood. Zo zijn het eb en vloed van beweging en rust slechts onze ervaringen; en door hen in een ritmisch geheel van handeling zonder beweging, van activiteit die rust is, te harmoniseren, is de gelukzaligheid van nirvana te realiseren.

 

Dan zien we ten eerste onszelf als een deel van de natuur waarin licht en duisternis, gelukzaligheid en kennis en onwetendheid inherent zijn; ten tweede dat alle paren van tegenstellingen slechts verschijningen zijn van de wet van cyclussen; en ten derde dat er een onderliggende grondslag van eenheid is waarin alle paren van tegenstellingen worden opgelost en waarin gelukzaligheid – tijdloos, zonder ruimte en zonder beweging – alleen IS.

 

De vanzelfsprekende aard van het eerste punt is ons uitgangspunt. Welke van de twee richtingen zullen we volgen: het pad van licht, gelukzaligheid en kennis, of dat van duisternis, ellende en onwetendheid? Hier ligt de oorsprong van materialisme en spiritualiteit, van zwarte en witte magie, van mediumschap en adeptschap, die leiden naar avitchi - vernietiging en naar nirvana - bevrijding.

 

Soms vragen mensen waarom De Geheime Leer de drie grondstellingen in zo´n duistere terminologie van metafysica en hoge filosofie neerlegt.
Waarom zouden we niet - zo wordt dan gesuggereerd - de basisprincipes in een eenvoudige en duidelijk verstaanbare taal van religieuze ethiek weergeven? Als alle dingen in dit objectieve universum, en dat laatste zelf, steunen op en in deze grondstellingen, waarom ze dan in hersenbrekende termen en voor het denkvermogen verbijsterende uitdrukkingen definiëren en beschrijven? Geef ons drie eenvoudige begrippen; indien geen woorden, dan uitdrukkingen; en indien geen uitdrukkingen, dan zinnen; beperk hen tot ten minste drie korte paragrafen – laat het met die voorafgaande beschouwingen gedaan zijn.

 

Moraliteit en ethica die gescheiden zijn van filosofie en metafysica zouden ons in die vreselijke ketterij van afgescheidenheid, waarnaar hierboven werd verwezen, doen belanden – de scheiding tussen wijsheid en mededogen, tussen hoofd en hart, tussen de Stanza's van Dzyan en de Stem van de Stilte. De neiging om metafysica van wetenschap, moraliteit, kunst, enzovoort te scheiden, is in onze beschaving normaal. Gedurende de laatste paar eeuwen is metafysische filosofie over heel Europa verworden tot een zeer nutteloze soort van speculatieve haarkloverij.

 

De westerse wereld dient eerst te worden geoefend in het idee dat de filosofie van de Antieken verre van speculatief is en dat de oosterse metafysica een wetenschap is die zeer praktisch is.
De geschriften van HPB dragen ruimschoots bij om dit duidelijk te maken. In onze eigen Theosofische Beweging hebben we geleden door de stompzinnigheid van vele beginnende studenten die er niet in slaagden de redenen te zien van het via HPB beschouwen, bestuderen en onderzoeken van de leringen van de Meesters in hun juiste achtergrond en perspectief, te weten metafysisch en filosofisch.

 

In het eerste deel van De Geheime Leer deed HPB de moeite om op dit probleem te wijzen. Door fouten uit vroegere boeken te corrigeren grijpt ze de gelegenheid aan om ons voor een soortgelijke blunder te behoeden. Om feiten en leringen over het ontstaan van de kosmos en het ontstaan van de mens ten volle te begrijpen, moet men ze

 

…veel meer vanuit hun metafysische aspect onderzoeken dan van wat men een statistisch standpunt zou kunnen noemen, dat cijfers en getallen bevat die zelden algemeen mogen worden gebruikt. Helaas zijn maar weinigen geneigd deze leringen alleen metafysisch op te vatten1

 

We moeten op onze hoede zijn voor de tendens om metafysica te verwaarlozen. Over zulk een tendens zei de Meester eens:

 

Waarom zouden we dan onze leer prediken, waarom al dit zware werk en dit zwemmen tegen de stroom op? Waarom zou het Westen ... van het Oosten ... dat leren, wat toch nooit kan voldoen aan de speciale eisen van de esthetica?

 

En hij vestigt de aandacht van zijn correspondent “op de geweldige moeilijkheden die wij (de Adepten) ondervinden bij iedere poging om onze metafysica aan het westerse verstand uit te leggen.”2

De student van De Geheime Leer moet vanaf het allereerste begin leren dat “zonder metafysica geen occulte filosofie en geen esoterie mogelijk zijn.
Het is hetzelfde als dat men zou proberen de aspiraties en de aandoeningen, de liefde en de haat, de meeste geheime en heiligste werkingen van de ziel en het verstand van de levende mens, te verklaren door een anatomische beschrijving van de borstkas en de hersenen van zijn dode lichaam.”3 Het verlangen om praktische occultisten te worden zal, indien zuiver en oprecht onzelfzuchtig, leiden tot het besef dat praktisch occultisme slechts een laagste vorm van toegepaste metafysica is.

Psychische en geestelijke leringen worden niet meer volledig begrepen omdat er over hun metafysische basis niet wordt gecontempleerd.
Is het dan verwonderlijk dat de grondstellingen van de esoterische wetenschap metafysisch van aard zijn en dat de boeken van HPB een overvloed hebben aan lange en veelzijdige beschouwingen over metafysische stellingen? Om dezelfde reden dat de Veda's en de Upanishaden, de zes zienswijzen van de zes Indische scholen er ook vol van staan, staat De Geheime Leer vol metafysische universalia en bijzonderheden, filosofische principes en details.

De gnostici onderwezen, net als de neoplatonisten, pythagoreërs en essenen vóór hen, ook op een metafysische wijze.

Elke poging om metafysica van wetenschap, om filosofie van psychologie te scheiden, heeft geleid tot een ontaarding van de alomtegenwoordige alwetendheid in een persoonlijke god, van de mens zijn goddelijkheid in zinnelijke bestialiteit, van Wijsheid-Religie in een religieus geloof.

Om ons tegen deze oude tendens die eigen is aan de mensheid te beschermen, zenden de Meesters van HPB ons een nobele waarschuwing. In het eerste deel van De Geheime Leer publiceert HPB letterlijk de volgende brief waarnaar we telkens zouden moeten terugkeren indien meditatie op de drie grondstellingen ons dor, droog en onpraktisch lijkt:

 

Leid het leven dat noodzakelijk is voor het verkrijgen van die kennis en vermogens, en wijsheid zal vanzelf tot u komen. Steeds wanneer u in staat bent om uw bewustzijn af te stemmen op een van de zeven snaren van het 'universele bewustzijn'; die snaren die zijn gespannen op het klankbord van de kosmos en die trillen van eeuwigheid tot eeuwigheid; wanneer u 'de muziek van de sferen' grondig hebt bestudeerd, pas dan zult u geheel vrij zijn om uw kennis te delen met hen met wie dit veilig is.
Maar wees intussen voorzichtig. Geef niet de grote waarheden, die het erfdeel zijn van de toekomstige rassen, aan onze tegenwoordige generatie. Probeer niet het geheim van het zijn en het niet-zijn te onthullen aan hen die niet in staat zijn de verborgen betekenis te begrijpen van het ZEVENSNARIGE instrument van Apollo – de lier van de stralende god: in elk van haar zeven snaren wonen de geest, de ziel en het astrale lichaam van de kosmos, waarvan nu alleen de schil in handen van de moderne wetenschap is gevallen ...
Wees voorzichtig, zeggen wij, voorzichtig en wijs, en vooral, let erop wat degenen die van u leren, geloven: opdat zij niet door zichzelf te misleiden, ook anderen misleiden ... want dat is het lot van iedere waarheid waarmee de mensen nog niet zijn vertrouwd ... Laat liever de planeetketens en de andere boven- en onderkosmische mysteries een dromenland blijven voor degenen die niet kunnen zien en ook niet geloven dat anderen dat kunnen ...” 4

B.P.Wadia


1H.P. Blavatsky, De Geheime Leer, I, Eng. p. 169.

2Idem.

3Idem.

4Idem, Eng. p. 167.