KAMA-BEGEERTE
Het vierde principe. Kama Rupa. In het Nederlands, de passies en begeerten. Kama Rupa wordt niet door het lichaam voortgebracht maar is de oorzaak van het lichaam. Dit is het evenwichtsprincipe van de zeven. Het is de basis van actie en beweger van de wil. Juist verlangen leidt tot juiste handeling. Dit principe heeft een hoger en een lager aspect. Het principe bevindt zich in het astrale lichaam.
Bij de dood versmelt het met het astrale lichaam en maakt er een omhulsel van voor de mens. Het heeft zijn eigen vermogens die van automatische aard zijn. Deze schil is de zogenaamde ‘geest’ van seances. Het is een gevaar voor het ras. Elementalen helpen deze schil tijdens seances. Geen ziel of geweten aanwezig. Zelfmoordenaars en geëxecuteerde misdadigers laten een zeer coherente schil achter. Het principe van begeerte is gemeenschappelijk voor alle georganiseerde rijken. Het is het grove deel van de mens. De mens is nu een volledig ontwikkeld viervoud met de hogere principes gedeeltelijk ontwikkeld.
INLEIDENDE OPMERKINGEN
Dit hoofdstuk spreekt over het ‘evenwichtsprincipe’- kama of begeerte; het is het vierde principe van boven of van benedenaf geteld, dus numeriek gezien staat het voor het evenwicht van de zeven. Het is ook het principe dat het meest ontwikkeld en in gebruik is bij mensen in het algemeen, en de basis vormt voor hun handelingen, en ook hier is het de ‘balans’ van waaruit de wegen op-of neerwaarts lopen.
Omdat het het actieve principe is, zal begeerte uitgaan naar fysiek bestaan en bezittingen in zijn geheel of naar een leven in spiritualiteit en juiste waarneming en begrip; het is in deze richtingen dat ‘wegen op-of neerwaarts lopen’, waarbij de keuze bij elk menselijk wezen ligt en de resultaten volgen op de keuze en de inspanning.

Wanneer de mens het lichaam verlaat om terug te keren naar zijn elementen van de fysieke wereld, bezit hij nog steeds het kamische of begeertelichaam van astrale substantie en voor langere of kortere tijd, afhankelijk van de intensiteit van het voorbije fysieke leven, denkt en handelt hij in een wereld van zijn eigen creatie. Wanneer hij zich ontdoet van het kama-rupa of er, met andere woorden, uit wegvalt zoals bij het fysieke lichaam gebeurde, blijft het voor een tijd coherent en begint uiteen te vallen, hoewel zijn samenhang als een automatisch coherent lichaam voor een groot aantal jaren kan duren.
Het is dit kama-rupa dat de hoofdrolspeler is in spiritistische seances, en waarvan het uiteenvallen wordt vertraagd en het bestaan verlengd door mediumpraktijken.
Na het ‘sterven’ van het kama-rupa, stijgt de ware mens op naar de Devachanische toestand, een toestand die de goddelijke persoonlijke toestand kan worden genoemd en keert na uitputting van de mogelijkheden ervan terug naar het aardse leven. Dit is het algemene verloop bij de mensheid; de uitzonderingen zijn zij die, door kennis en een leven in overeenstemming met die kennis, voorbij de illusie geraken.
V. Het hoofdstuk spreekt over de verlangens en passies die twee aspecten hebben, het ene hoger en het andere lager. Wat zou het hogere zijn?
A. Het hogere is de identificatie van het wezen met de hogere natuur, Atma, Buddhi, Manas, en het ‘lagere’, met het fysieke lichaam en begeerten die betrekking hebben op het fysieke bestaan.
V. Als het kama-rupa slechts de massa van begeerten en passies van het geïncarneerde wezen is, en hij zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen die achterblijven, wie zou dan verantwoordelijk zijn voor de verspreiding van die kwade gedachten en daden?
A. We kunnen ons afvragen wie verantwoordelijk is voor de verontreinigende effecten van een ontbindend fysiek lichaam? Het kan niet degene zijn van wie het karma hem het lichaam heeft doen verlaten maar degenen die op het gebied van het ‘lichaam’ leven. Zo is het ook met de ‘astrale overblijfselen’; zij die onwetend zijn omtrent de ware aard van de mens en die de begeertenatuur tot de basis van hun gedachten en handelingen maken, zijn vatbaar voor dat soort besmetting. Er is ook een aspect van collectief karma betrokken bij de kwestie; de ‘levenden’ kunnen worden beïnvloed door de ‘doden’ en de ‘doden’ door de ‘levenden’; kennis en juist leven, spiritueel, intellectueel en fysieke hygiëne zijn de beschermers.
V. Is dat Karma?
A. Dat is zo. Het effect volgt op de oorzaak en aangezien de oorzakelijkheid van elk wezen uitgaat, zullen de waargenomen en gevoelde gevolgen van de aard van de oorzaken zijn die door elk van hen in beweging zijn gezet.
V. Dat zou verschrikkelijk kunnen zijn, zou ik zeggen?
A. Niets is verschrikkelijk dat vermijdbaar is. Er zijn zowel destructieve als constructieve krachten in het universum; we moeten deze kennen om verstandig te kunnen leven zelfs op dit gebied; kennis is ook nodig over de verborgen kant van de natuur; we zijn hier om te leren.
V. Wat elk incarnerend wezen met zich meebrengt wanneer hij een lichaam binnengaat, zijn dat de skandhas?

A. Dat is het Sanskriet woord voor de neigingen van een aardse natuur die het wezen heeft verworven; ze kunnen niet worden uitgedrukt op een ander gebied dan dat van lichaam en kama, daarom zal het wezen, wanneer het aardse leven wordt hervat, van nature handelen volgens de patronen die hij volgde in vorige levens.
V. Wat voor goeds heeft de vakantie in Devachan hem dan gedaan?
A. Dat hangt van hemzelf af. In Devachan ervaart het wezen alles wat onzelfzuchtig en nobel was in het laatst voorbije leven, en ongetwijfeld draagt hij iets hiervan met zich mee - misschien veel, maar als hij op het terrein van passie en begeerte terechtkomt dat hij eerder in een lichaam niet had overwonnen, wordt hij maar al te vaak het slachtoffer van zijn zwakheden.
Devachan is een gevolg van het laatst geleefde leven; wat voor correctie er ook moet plaatsvinden, het moet gebeuren terwijl men in een lichaam verblijft.
V. Wat wordt bedoeld met de meesterkracht van verbeelding?
A. Verbeelding is de meesterkracht. Dit hele universum is te danken aan het beeldenvormend vermogen van de wezens die het samenstellen. Alles bestaat eerst als idee en wordt dan concreet geproduceerd. Het beeldenvormend vermogen ligt aan de basis van alle voortbrengselen en alle occulte verschijnselen.
V. Als het principe van verlangen niet sterk is, kan de meesterkracht van verbeelding dan niet werken?
A. Er moet een beeld of object zijn dat moet worden geproduceerd, en het verlangen om te produceren moet aanhouden totdat het werk is voltooid; dit vraagt zowel om concentratie en inspanning, als een kennis van methoden en middelen. Maar zelfzuchtige begeerten zullen er nooit in falen om zowel anderen als zichzelf kwaad te berokkenen, dus dient ons beeldenvormend vermogen te worden gebruikt voor onzelfzuchtige en hoge doelen.
V. De ‘Stem van de Stilte’ zegt niets te verlangen. Betekent dat niet persoonlijke verlangens?
A. Het betekent: niets voor jezelf verlangen. Leven ten bate van de mensheid is de eerste stap.
V. Vormt de verbeeldingskracht, gesteund door een sterk verlangen, een astraal lichaam?
A. De verbeeldingskracht, gesteund door een sterk verlangen, moet een vorm voortbrengen van wat wordt verbeeld in een of andere substantie, of het zou niet kunnen worden waargenomen als een vorm in het denken. Zelfs een vluchtige gedachte produceert een vorm, maar deze vervliegt snel, net als zeepbellen; hoe meer concentratie op een bepaald idee of een bepaalde vorm, hoe duurzamer en concreter het wordt.
V. Waarin wordt de matrix uitgevouwen?
A. In de etherische substantie -prakriti, of enkele van zijn verdichtingen; er zijn verschillende toestanden boven het fysieke. De actie is van het manasisch niveau, het creatieve. Al deze toestanden van substantie zijn overal aanwezig en worden gebruikt overeenkomstig het soort en de kwaliteit van het idee.

V. Als een kama-rupa bezit neemt van het denken van het medium, kan het dan kennis voortbrengen die na de dood van de persoon wordt opgedaan?
Het kama-rupa kan niets geven, maar indrukken kunnen worden ontvangen door het medium; ze kunnen door het medium worden waargenomen als ideeën, beelden, geluiden, geuren, smaken, enz. Het kama-rupa is - enkele uitzonderingen daargelaten - een automaat en heeft noch vooruitziendheid noch voorkennis, en is absoluut onverantwoordelijk.
V. Het hoofdstuk zegt dat de kama-rupa's van zelfmoordenaars of geëxecuteerde misdadigers anderen kunnen aanzetten tot slechte daden?
A. Wanneer het lichaam met geweld wordt vernietigd door een wettelijke executie of door zelfmoord, is de mens niet dood en zal dat ook niet zijn totdat zijn natuurlijke levensduur is beëindigd. Zo iemand zou dan een aardse manifestatie nastreven en die kan alleen worden verkregen door middel van een levend lichaam. Het zijn zulke kama-rupa’s waardoor mensen met gelijkaardige neigingen zijn geobsedeerd en die het meest actief zijn op spiritistische seances.
V. Handelt zo'n kama-rupa met een bewuste kennis van wat hij doet?
A. Hij handelt zoals hij voelt en op grond van zijn begeerten, via welk kanaal ook dat voor hem openstaat. Hij wil wat hij wil en neemt het waar hij het kan krijgen. Ik zou zeggen dat hij zich bewust is van wat hij wil, maar niet van enige verantwoordelijkheid.
V. Kunnen mediums bij seances de aard van het wezen dat hen beheerst dan niet kennen?

A. Een medium is passief en onderhevig aan elke vorm van mogelijke invloed; zo iemand biedt een kanaal voor alles wat langs kan komen. Natuurlijk moet er rekening worden gehouden met de aard van het medium in kwestie, want al naar gelang daarvan zal het soort aantrekkingskracht zijn dat wordt uitgeoefend.
V. Zou de reïncarnatie van iemand die naar de dood verlangde worden uitgesteld?
A. Niet noodzakelijkerwijs. Het verlangen naar de dood zou er alleen kunnen zijn wanneer de onmiddellijke of langdurige omstandigheden de dood lijken aan te bieden als de enige bevrijding; terwijl er tijdens het leven in kwestie heel andere omstandigheden kunnen zijn geweest. Het hele leven van de persoon moet in aanmerking worden genomen; maar wie kan oordelen over het karma van een ander?
V. Er is gezegd dat we zelfbewust waren toen en voordat deze wereld begon?
A. Als met ‘wij’ de waarnemer wordt bedoeld, met de opgebouwde ervaringen van vele levens in andere werelden, moet de verklaring correct zijn; elke persoonlijkheid is slechts een voorbijgaande en onvolledige uitdrukking van de werkelijke mens als gevolg van het vroegere karma van lichamelijk bestaan. Ons werk is om steeds meer onze eigen werkelijke natuur als spirituele wezens te realiseren en de vermogens die we nu hebben te gebruiken in dienst van de hogere natuur- en dat betekent de dienst aan de mensheid in zijn hoogste betekenis.
V. Dan heeft een klein deel van onze natuur ons verblind?
A. Ja - een klein en vergankelijk deel dat mensen voor het werkelijke houden en dat er door oorzaak en gevolg in slaagt zo ondergedompeld te raken in het fysieke bestaan, terwijl ze in een lichaam zijn, dat alle waarneming van hun werkelijke natuur is verdwenen.
V. Ik begrijp dat geheugen een terugkeer van indrukken is?
A. Dat is precies wat het is. Bij het begrijpen van deze terugkeer van indrukken zouden we de tweede grondstelling moeten bestuderen en toepassen; zij verklaart de wetmatigheid in alles en elke omstandigheid. Veel studenten passen deze wet van karma niet universeel genoeg toe; zij wordt over het algemeen beschouwd met betrekking tot fysieke omstandigheden, en misschien mentaal, maar de werking ervan wordt in alles gevonden; elke vluchtige gedachte of gevoel, elke toevallige beweging, is een oorzaak en moet zijn overeenkomstige gevolg teweegbrengen.
Al die oorzaken brengen hun terugkeer van indrukken naar buiten en naar binnen tot stand, en dit ongeacht we de indruk herkennen of niet. Veel gedachten, gevoelens en handelingen die voor de meeste mensen spontaan lijken op te komen, zijn in werkelijkheid het resultaat van eerdere oorzaken die in gang zijn gezet. Wat we herinnering noemen[zie Sleutel tot de Theosofie, hoofdstuk VIII, voor uitleg door H.P.B. over de verschillende termen. (Noot van de red.)] is een zich te binnen brengen, reminiscentie of zich herinneren van een zeer klein aantal van de indrukken van het leven, maar toch zullen ze samen het totaal vormen van het karma van het leven – allemaal door onszelf veroorzaakt. In onze huidige toestand is de eerste noodzaak onze motieven nauwkeurig te onderzoeken en te weten waarom we iets denken, zeggen of doen, zelfs het meest gewone.
Als deze richting trouw wordt gevolgd, zullen we onszelf onder controle krijgen en onze gedachten, woorden, gevoelens en daden beheersen en ook de terugkeer van veel nadelige herhalingen voorkomen. Er komt meer kijken bij het herwinnen van de ‘herinnering aan het verleden’, maar als een doeltreffende stap naar het leren kennen van onszelf onder theosofische beginselen, wordt het aanbevolen.

V. Spreekt de theosofie over profetie?
A. ‘Profetie’ is het vermogen om gevolgen te voorzien, waarvan de oorzaken reeds zijn vastgelegd.
V. In het hoofdstuk staat: “Zelfs een Boeddha of Jezus moest eerst een gelofte afleggen. Kunt u dat uitleggen asjeblieft?

A. We weten dat als iemand iets wil bereiken, hij vastbesloten moet zijn om het te doen en volhardend de stappen moet volgen die het tot stand zullen brengen. Er was een tijd dat Boeddha of Jezus, een dwalende, zondigende sterveling was; er kwam een tijd dat hij leerde over ‘het Zelf binnenin’, hij voelde de roerselen van zijn hogere natuur en legde de gelofte af om dat de levende kracht in zijn leven te maken. Het motief in zo'n geval is niet alleen dat hij zal slagen, maar dat hij beter in staat zal zijn om een mensheid die in onwetendheid haar eigen ellende creëert, te doen ontwaken en te verheffen. De Meesters van Wijsheid deden hetzelfde en wijzen via de theosofische beweging op de stappen die moeten worden genomen door allen die in de voetsporen van de Verlossers van de mensen willen treden.
V. Wat is het verschil tussen het astrale gebied en het astrale licht?
A. Het astrale licht is het onzichtbare gebied of de sfeer die onze aarde omringt - zoals het al het andere omgeeft; het is een subtiele essentie die alleen voor een helderziend oog zichtbaar is, en het op één na laagste (het fysieke) van de zeven kosmische principes. Omdat het het laagste omhulsel is waarin de aarde zweeft, en waardoor deze is doordrongen, is het de ontvanger en opslagplaats van elke kwade invloed; het kan alleen uitgeven wat het ontvangt; het is om zo te zeggen de ‘voorraadkamer’ van de morele en fysieke emanaties van de mensheid;
deze omgezet in hun subtielste essentie, worden geïntensiveerd teruggestraald en worden, morele, psychische en fysieke epidemieën. Het komt overeen met de linga sarira, of astrale dubbelganger in de mens, die de opslagplaats is van de morele, psychische en fysieke neigingen van het individu. Een ‘gebied’ is een veld van actie; we spreken van handelen op het fysieke gebied, astrale gebied, kamische, manasische of spirituele gebieden.
V. Heeft het invloed op de mensheid als geheel?
A. Het algemene effect is altijd aanwezig; elk wezen wordt beïnvloed in overeenstemming met de aantrekkingskrachten die hij bewust of onbewust veroorzaakt; het onbewuste is te wijten aan karma uit het verleden, het bewuste aan het in gang zetten van nieuwe oorzaken.