Simon magus - De verlichte wijze van de eerste eeuw

De expansie van Rome naar Griekenland, Egypte en de wereld van het Midden-Oosten was ogenschijnlijk ingegeven door het streven naar grotere glorie, een eerste vereiste voor politieke autoriteit in de hoofdstad.
Andere beweegredenen waren de versterking van Rome’s macht -de vanzelfsprekende noodzaak voor alle imperialistische ondernemingen- en goederen en voedsel, daar de Romeinen in en rond het centrum van de regering minder en minder in de eigen behoeften konden voorzien. Minder zichtbaar, maar veel belangrijker, was de ontwikkeling van de relaties met het Oosten. Vanaf het moment dat deze aan de magnetische aantrekkingskracht van Rome werd gekoppeld, opende zij de poorten voor de stroom naar het westen van het gehele Oosterse culturele spectrum. Daar zou het dan, hoewel vaak vervormd, wortel schieten in de bodem waaruit zowel het Europese denken, als de cultuur en nieuwe opvattingen over de rechtsstaat zouden verrijzen. Van de zo ongrijpbare sociale en politieke eenheid van Europa zijn we dan nog ver verwijderd.

Samen met de stortvloed van Griekse kunst en wijsbegeerte, het exotisme van Egyptische godsdienstige en maatschappelijke praktijken en de handel van de Feniciërs, kwamen Syrische, Palestijnse, Arabische, Perzische en Indische ideeën, erediensten en leringen tevoorschijn.

Enerzijds was Alexandrië de broeikas voor allerlei hybride vormen, anderzijds was Rome de opslagplaats van waaruit de zaden over het veld van het Europa in wording werden uitgestrooid. De meedogenloze aftakeling van de Griekse wereld en het verval van Egypte hadden de mysteriën zwaar aangetast: de verspreiding van joods en algemeen semitisch legalisme in religieuze kwesties versterkten de neiging tot een louter exoterische opvatting van orthodoxie. In deze draaikolk van concurrerende en vaak tegenstrijdige krachten moest een nieuwe stroming van geestelijke kracht verschijnen die weerstand zou kunnen bieden aan plotselinge maatschappelijke veranderingen en bestand zou zijn tegen de giftige aanvallen van zelfzuchtig sektarisme en grijs-magische belangen. Jezus, de man der smarten, bevrijdde de hoogste ethica van zowel Grieks rationalisme als joods legalisme, door de rechtstreekse band te herstellen met de wijsheid van het hart, de dochter van de geestelijke intuïtie.

Simon Magus verschafte de metafysische basis voor zielsgroei en zelfopvoeding.

Het gebeurt vaak dat vrijwel niets bekend is over het leven van verheven geestelijke leraren, en dat is ook zo met Simon Magus. Er zijn veel valse berichten verspreid door vijandige christelijke schrijvers die de feiten die hun ter beschikking stonden ronduit verdraaiden en maar al te graag en zonder de minste zin voor kritisch onderzoek allerlei verhalen aanvaardden die hem zwart konden maken.

Simon was geboren in het stadje Gitta in Samaria, een streek die door de meer orthodoxe joden veracht werd om haar befaamde genezers en magiërs en om haar ketterse gedachten. Wij weten niets over de jeugd van Simon of over de opleiding die hij kreeg, behalve dat hij een discipel was van de tanaïem van Samaria, adepten, magiërs en mystici die openlijk de leer van de reïncarnatie verkondigden. Volgens kerkvader Eusebius (260/265 – 339/340) kan Dositheus (waarschijnlijk 1ste eeuw) zijn leraar zijn geweest.

Dositheus wordt verondersteld de ‘Drie Grafzuilen van Seth’ te hebben geopenbaard, die in de koptisch-gnostische bibliotheek te Nag-Hammadi werden gevonden. Sommige geleerden menen dat hij dezelfde was als de grote Samaritaanse leraar, Dunstan. Tegen de tijd dat de geschiedenis het bestaan van Simon noteert is hij reeds een leraar van groot formaat met buitengewone invloed. Toen de evangelist Philippus de leringen die, naar hij beweerde, van Jezus afkomstig waren naar Samaria bracht, ontdekte hij dat Simon daar een groep van dertig discipelen had en in elke stad die hij bezocht groot succes oogstte.

De vermogens van Simon om zieken te genezen en wonderen te doen waren zo verbluffend dat de vroege kerkvaders niet eens de poging deden ze te ontkennen. Hij veranderde stenen in brood, bewoog zich door de lucht, stond ongedeerd in het vuur, nam verschillende vormen aan, en liet zware voorwerpen bewegen en gesloten deuren openen zonder ze aan te raken. De kerkvaders redeneerden dat, daar zulke dingen alleen in de naam van Jezus (hun eigen prestaties bleven vaak in gebreke) of met demonische krachten konden worden gedaan, Simon een trawant van de duivel moest zijn.

Niettemin konden zij slechts toegeven dat hij ten volle de titel magus verdiende, want hij was een magiër van het hoogste gehalte.

Simon bespotte hen om die lachwekkende apostolische drogreden en wees hen op de dogmatische kern ervan: Jezus zou in de hele menselijke geschiedenis de enige en exclusieve zoon van God zijn geweest. Jezus had toch nooit zoiets beweerd, en Simon stelde dat elk mens, die door zelfdiscipline en meditatie goddelijke kennis verovert, een zoon van God is en schijnbaar bovenmenselijke vermogens en kennis tentoonspreidt.

De wezens die in hun bewustzijn de oorspronkelijke, vormloze, geestelijke essenties weerkaatsen – de bron van het geopenbaarde universum en van alle vermogens in de mens – kunnen niet aan een formele stoffelijke opvatting van individualisering onderworpen zijn. Dit betekent dat zij in hun aard en werking uitwisselbaar zijn, hoezeer hun functies op de verschillende gedifferentieerde gebieden van het bestaan ook specifiek en onderscheiden mogen zijn.

Simon kon daarom onderwijzen dat hij, in esoterische zin, in Palestina was verschenen als Jezus, in Samaria als de Vader – hoewel niet als de lagere archon, de heerser of God van het oude testament – en in andere naties als de Hagion Pneuma, de Heilige Geest.

Uiteindelijk reisde Simon naar Rome, waar hij even enthousiast werd ontvangen als in zijn thuisland. De traditie houdt staande dat hij debatten aanging met Petrus – die opgetekend zijn in de Clementijnse Homilieën en in de christelijke literatuur zijn bewaard – waardoor het orthodoxe dogmatisme van Petrus gemakkelijk werd overtroffen door het wijsgerig genie van Simon en zijn esoterische interpretatie van de gezegden van Jezus.

Aan de andere kant biedt de geschiedenis enig bewijsmateriaal dat Petrus vreesde naar Rome te komen terwijl Simon daar aanwezig was. De legende beweert ook dat Petrus Simon uitdaagde door de lucht te vliegen en dat, toen hij dit zonder moeite ook deed, Petrus hem door een gebed liet neervallen. Volgens één van de versies brak Simon zijn benen en trok hij zich beschaamd terug. Volgens een andere vond Simon ter plaatse door deze val zijn dood.

N og een derde versie, die bij christelijke auteurs niet in de gunst ligt, maar plausibeler is omdat wij de neiging tot twijfels bij Petrus wel kennen, zegt dat het Petrus was en niet Simon, die zijn benen brak tijdens een poging de grote Magiër na te bootsen. Met uitzondering van zulke onbetrouwbare geruchten en gissingen weten wij niets over het latere leven van Simon. Sommigen zeggen dat hij door Philippus in Samaria werd gedoopt, en het boek Handelingen beweert dat Simon christen werd en probeerde het geheim van de apostolische genezingen met geld te kopen, maar het is even waarschijnlijk dat beide verhalen gewoon de waarheid omdraaien.

Philippus was zeer onder de indruk van Simon en de apostelen bleven zelf in gebreke waar het erom ging de kunst van de genezing toe te passen. Op grond van Simons leven en leringen is geen van deze verhalen geloofwaardig. Simon onderwees een esoterisch stelsel, vertolkt in de taal van de mythologie, de filosofie van het neoplatonisme en de Oosterse æonenleer (de leer van de eeuwig terugkerende levenscyclussen). Hij liet discipelen achter die zijn werk hebben voortgezet volgens de antieke traditie van rechtstreekse en hoofdzakelijk mondelinge instructie van leraar tot leerling, zonder te betrouwen op de instelling van bijzondere formuleringen, dogma's, riten en gewoonten. En hij verliet de loop van de geschiedenis even geheimzinnig als hij gekomen was, in stilte en geheimhouding.

De door Simon nagelaten geschreven werken werden vernietigd door geestelijken die zijn gnosis te metafysisch vonden om ze te kunnen begrijpen en te gevaarlijk om ze te tolereren. Niettemin was zijn invloed op de gnostische, heidense en zelfs vroegchristelijke kringen zo diepgaand, dat zijn boodschap aan de mensheid omvangrijke en doorgedreven pogingen tot uitroeiing heeft overleefd.

Er is één kracht, gedifferentieerd tot hogere en lagere, zelfscheppend, zelfvermeerderend, die zichzelf zoekt en zichzelf ontdekt – haar eigen moeder, haar eigen vader, haar eigen zuster, haar eigen echtgenoot, haar eigen dochter en haar eigen zoon – Moeder-Vader, Eén, de wortel van het Al.

Dit universele principe is een oneindig vermogen, de transcendentale wortel van alles wat is of zijn kan. In de taal van de mythen wordt dit substantieprincipe het ongeschapen vuur genoemd en heeft het twee aspecten: het duistere en onzichtbare vuur, de absolute wortel van alles, en het geopenbaarde vuur, de bron van alle bestaan. Het verband tussen deze aspecten bestaat uit een onverklaarbaar innerlijk proces, dat de geheimzinnige werking van het vuur zelf is. Deze ontoegankelijke activiteit is die welke in de filosofische kabbala als het rijzen van kether aangeduid wordt, de kroon en het zaad van de manifestatie, uit Ain Sof Aur. Dat waarvan men niet kan zeggen dat het bestaat of niet bestaat. Volgens Hippolytus (van Rome, 170 – 235), kerkleraar, de meest gewetensvolle van Simons critici:

Wat verborgen is, is verborgen in wat in vuur is geopenbaard; en wat in vuur is geopenbaard, vindt zijn oorsprong in het verborgene. Waar het hier om gaat is wat Aristoteles dynamei (potentialiteit) en energeia (actualiteit) noemt, of Plato, het noëtoon (het begrijpelijke) en het aisthetoon (het waarneembare).

Hoewel hier op een ondoordringbaar mysterie wordt gezinspeeld, dat aan de Hymne aan purusha in de Rig Veda herinnert, kan zijn fundamentele betekenis voor het geopenbaarde universum worden begrepen uit de enige overlevende woorden van Simon, in de opening van zijn Grote openbaring:

Dit is de schrift over de openbaring van de stem en het woord, afgeleid uit de gedachte van het grote oneindige vermogen. Daarom zal zij worden verzegeld en verborgen, en liggen in het huis waarin de wortel van alles is gevestigd.

Dit huis is de collectieve mensheid en ook elk individueel menselijk wezen. Terwijl het grote mysterie – het duistere vuur – de kern van elk menselijk wezen uitmaakt, mag men iemand van wie het bewustzijn deze oerwaarheid heeft gerealiseerd, een zoon van God noemen. Zo stond Simon, volgens Handelingen toe dat hij bekend zou staan als ‘het vermogen van God dat het grote genoemd wordt’. Hij is de verlichte wijze en de vervolmaakte magus.

Dit vuur ontvouwt zijn geopenbaarde aspecten door een reeks emanaties die samen de levensboom vormen:

De schat van alles wat bestaat, of het nu zintuiglijk waarneembaar of geestelijk kenbaar is, wat Simon verborgen of geopenbaard noemt, is het opperste hemelse vuur, zoals de reusachtige boom die Nebukadnezar in zijn droom zag, en waardoor alle vlees wordt gevoed. Simon oordeelt dat de manifestatie van dat vuur te vinden is in de stam, de takken, de bladeren en de schors die de boom aan de buitenkant omringen.

Het spreekt vanzelf dat dit lichtend beeld van de scheppende krachten die de kosmos bezielen, van dezelfde afstamming is als de kabbalistische levensboom of sefirot, de ladder van vurige lichten, tegelijkertijd vermogens en intelligenties. Deze opvatting van de wording van de kosmos berust op een ontologische basis, een zijnsleer:

De geschapen wereld ontstond in het ongeschapen vuur. De oorsprong ervan was als volgt: de geschapen wereld nam de eerste zes wortels op van het ontstaansprincipe uit het principe van dat vuur. De wortels ontwikkelden zich in paren uit het vuur. Deze noemde hij rede en gedachte, stem en naam, oordeel en overpeinzing. In deze zes wortels is – potentieel maar immaterieel – de gehele macht van het Oneindige vervat.

Deze zes paren, die in de gnostische gedachte syzygiën worden genoemd, vertegenwoordigen de stadia waardoor potentialiteit tot actualiteit wordt en gelijktijdig het begrijpelijke tot het waarneembare wordt. In de taal van de transcendentale psychologie is sige – de stilte – het uiteindelijke principe, eerder dan vuur.

De stilte die, als zevende, de zes paren overschaduwt en er de synthese van is, straalt rede (nous) uit die actief wordt door de emanatie van haar actief complement, de gedachte (epinoia).

Deze syzygie, een verenigd paar, weerkaatst in de wereld van de etherische differentiatie het dubbele aspect van de stilte of het vuur zelf, en kan zo op haar beurt de stem (phonè) emaneren, die als haar actief aspect de naam (onoma) vrijgeeft. De tweede syzygie herhaalt het proces door de emanatie van oordeel (logismos) en everpeinzing (enthymesis). Deze drie syzygiën zijn de drie oorspronkelijke æonen die, met hun ouderlijk vuur, de vier en zeven kosmische principes worden.

Net zoals in de kabbala de geheel abstracte Atzilotische en Briatische werelden het aanschijn moeten geven aan de Yetziratische of formatieve wereld, zo projecteren de drie syzygiën zich op een concreter niveau van differentiatie als de zes æonen – zes intelligenties die perioden in de tijd en gebieden in de ruimte zijn. Deze constitueren de zes onzichtbare krachten van de natuur en weerkaatsen zich verder als zes andere æonen van het concrete bestaan. Deze zes zijn de werkingen van de verborgen Natuur, het actiefst in het huis van de wortel, d.i. in het zevenvoudige menselijke wezen. Volgens Simon bestaat de essentiële natuur van de mens uit deze zes levende æonen, overschaduwd door het vuur en de eeuwige stilte.

Simon verklaarde het doeleinde van de magus in mythische beeldentaal, maar werd door de volgelingen van Jezus totaal verkeerd begrepen. Daar het verlicht is, is het bewustzijn van de magus één met de nous. Vandaar dat hij niet lukraak reïncarneert, zoals zij die nog niet tot hun ware natuur zijn ontwaakt, maar in de wereld afdaalt. nous (de rede) kan echter niet actief worden zonder Epinoia (de gedachte) en moet er dus mee worden verenigd.

Simon noemde zichzelf daarom ‘het vermogen van God’ (nous) en gaf aan zijn gedachte de naam Helena, een Griekse term die ‘licht’ betekent. Daar gedachte verwikkeld is in de manifestatie van het bestaan en verstrikt kan worden in de vormen en beelden die zij schept, wordt zij geprostitueerd door de lagere krachten, opgerezen uit de hogere æonen. Nous moet daarom de gedachte ‘verlossen’.

Dan pas kan zij het lichtbaken voor de waarheid worden en de weg terug naar de bron van alles beschijnen.

Indien we die op Simon zelf toepassen, wordt Simon de nous en Helena zijn trouwe gezellin, mythisch gered uit een bordeel in Tyrus. Vroege christelijke theologen vielen op dit verhaal aan als op een prooi en gebruikten het als een voorwendsel om Simon op grond van onbehoorlijk persoonlijk gedrag tot schandaal te maken.

Zij vergaten daarbij gemakshalve dat Jezus ook zijn trouwe Maria uit een leven van prostitutie had gered, wat waarschijnlijk dezelfde symbolische lering inhoudt. Zo versmaadden zij zijn vitale boodschap, de nooit verouderende leer van alle Adepten over de mysteries van de mens en de natuur, dat ieder mens in zichzelf het vermogen bezit zich door zijn eigen gelouterde en geheiligde gedachte te verlossen, want zij komt van dat Ene Duistere Vuur, dat de bron is van alles wat bestaat en dat haar voedt.


Vertaald uit Hermes, Concord Grove Press, Santa Barbara, CA, Juli 1979 (Jaargang V, nr. 7) en verschenen in GLT-Reeks I, Nr. 2, februari 1988.


Noot van de vertaler:

Simon Magus is een markante, maar ook geheimzinnige en daarom zeer omstreden figuur. Het kan nuttig zijn, voor een eventueel vollediger studie, hier enkele bronnen waarover wij beschikken te vermelden.

1. De theosofische literatuur: verscheidene artikelen van de hand van Mevrouw Blavatsky of door haar gepubliceerd, zoals Apollonius Tyaneus and Simon Magus, in The Theosophist van juni 1881. Dit kort artikel verwijst goedkeurend naar een boek van Charles B. Waite, History of the ChristianReligion tothe year two hundred, waarvan de tweede uitgave besproken werd in The Banner of Light, een tijdschrift dat destijds in Boston verscheen. De gegevens zijn uiteraard zeer indirect. Het artikel in kwestie komt voor in Theosophy, VI, p.72 en XXXIII, p. 5l.

HPB heeft ook nog andere artikelen geschreven over Simon Magus, of stukken waarin deze figuur voorkomt, bijvoorbeeld Post-Christian Adepts and their Doctrines en Simon and his Biographer Hippolytus, die beide te vinden zijn in de Collected Writings, XIV, pp. 109-120. Verder is er een werk van George R. S. Mead, die van 1887 tot 1891 HPB's privésecretaris was: Simon Magus, an Essay on the Founder of Simonianism based on ancient sources with a re-evaluation of his philosophy and teachings, London, 1892, pp. 91. Het werd herdrukt door Ares Publishers, Chicago, 1979.

2. Het Nieuwe Testament, de kerkvaders en kerkleraren: In de Handelingen of Werken van de apostelen wordt Simon vermeld als een tovenaar, die later door Philippus (de evangelist, niet de apostel) wordt bekeerd. De kerkvaders, die zich in hun strijdschriften tegen de ketters met hem bezig hebben gehouden, zijn Justinus Martyr (ca. 100 – 165); Irenaeus, de Griekse bisschop van Lyon, (vroeg 2de eeuw – ca. 202) ; Clemens Alexandrinus (ca. 150 – ca. 215) ; Tertullianus (ca. 155 – ca. 225). De andere christelijke schrijvers, ook hoofdzakelijk tegen ‘ketters’ gericht (er moeten er velen zijn geweest), zijn: Hippolytus van Rome (170 – 235 ), die in zijn Philosophumena uittreksels van Simons Grote Openbaring geeft.

Hij wordt algemeen als de meest interessante en meest serieuze beschouwd. Zijn werk werd in de 14de eeuw soms toegeschreven aan de kerkvader Origenes (184/185 – 253/254), en ook nu twijfelen de specialisten nog aan de identiteit van de auteur. Origenes zelf is ook een van de bij Simon Magus betrokken schrijvers. Verder zijn er Philastrius († 397), bisschop van Brescia; Epiphanius, bisschop van Salamis (ca. 310/20 – 403); Eusebius S. Hieronymus (ca. 347 – 420), beter bekend als Sint Hieronymus en Theodoretus, bisschop van Cyrrhus (ca. 393 – ca. 457). De meeste van deze geschriften zijn opgenomen in de Ante-Nice Christian Library en de belangrijkste passages worden geciteerd in het hierboven vermelde werk van George Mead. De andere werken waarin ook nog naar Simon wordt verwezen, zoals de zogeheten Clementijnse Geschriften, kunnen we hier buiten beschouwing laten. Al deze inlichtingen zijn we verschuldigd aan het werk van Boris De Zirkoff in de Collected Writings van HPB.

3. Het eigentijds academisch onderzoek valt onder het hoofdstuk van de gnostici, omdat Simon Magus traditioneel als de eerste gnosticus gold. Dit is nu niet meer zo, hoewel zijn naam wel de eerste is die in de context van de gnosis verschijnt. De auteur, die internationaal als de voornaamste specialist wordt beschouwd, schijnt Kurt Rudolph te zijn, professor in de geschiedenis van de godsdiensten aan de Universiteit Karl Marx, Leipzig. Zijn boek, Die Gnosis:Wesen und Geschichte einer Spätantiken Religion, in 1977 verschenen bij Koehler & Amelang, Leipzig, werd ook in Engelse vertaling uitgegeven door Harper & Row, New York, 1983.

Daaruit blijkt dat men de Handelingen van de Apostelen nu beslist als tendentieus beschouwt; dat Simon Magus werkzaam was in Samaria (een deel van Palestina, ten Noorden van Jerusalem, in het nu door Israël bezette Cis Jordanië) tijdens de regering van keizer Claudius (41 – 54); en dat de meest volledige weergave van het filosofisch stelsel der ’Simonianen’ bij Renatus te vinden is.
Kurt Rudolph acht het nauwelijks mogelijk dat De Grote Openbaring, die hij trouwens De Grote Uiteenzetting noemt, van de hand van Simon zou zijn. Hij beschouwt ze eerder als een ‘filosofisch-speculatieve interpretatie’ van gezegden aan Simon toegeschreven in de 2de eeuw. Rudolph houdt de verhalen over de wedstrijd tussen Simon Magus en Petrus in de apocriefe Handelingen van Petrus en in de pseudo-Clementijnse romance van de 3de eeuw voor louter legenden, maar ziet er toch details in die, hoewel misschien niet historisch, toch de moeite van het noteren waard zijn: Simon zou in Alexandrië een Griekse opvoeding hebben genoten, en door Johannes de Doper als zijn meest belovende leerling zijn beschouwd; Johannes kon hem echter niet tot zijn opvolger benoemen, omdat Simon in Egypte was toen Johannes stierf; Dositheus zou een discipel van Simon zijn geweest.

Op grond van de Epistula Apostolorum, een apocrief geschrift van de 2de eeuw, en op basis van de Exegese van de Ziel, ontdekt onder de documenten in de bibliotheek van Nag Hammadi, concludeert Rudolph het volgende: Simon heeft ongetwijfeld in Samaria een gnostische gemeenschap gesticht, die door de christenen als een ernstige concurrent werd beschouwd; van zijn stelsel zijn slechts algemene lijnen bekend. De opperste godheid treedt in actie door haar emanatie, geeft zo het aanschijn aan de wereld, en de ziel vervalt tot een toestand van slavernij. Simon verschijnt als de verlosser van de menselijke ziel, gesymboliseerd door Helena. Christelijke berichten zijn ofwel gebaseerd op misverstanden of resulteren uit bewuste vervormingen en laster. De kerkleraren, die de ketters moesten bestrijden, hadden geen grondig begrip van leringen die hun vijandig en gevaarlijk leken. Wij zien hier dus dat het hedendaags wetenschappelijk onderzoek de conclusies in theosofische artikelen dichter benadert.