Algemene beginselen

Een overzicht van de algemene wetten die de Kosmos regeren. De zevenvoudige verdeling in het stelsel. Werkelijke materie is niet zichtbaar en dit was altijd bij de Loge bekend. Denkvermogen het intelligente deel van de Kosmos. In het Universele Denkvermogen is het zevenvoudige plan van de Kosmos vervat. Evolutie verloopt volgens het plan in het Universele Denkvermogen. Perioden van Evolutie komen tot een einde; dit is de Nacht van Brahmâ. Het mozaïsche relaas van de kosmogonie heeft moderne opvattingen kleiner doen lijken. De joden hadden slechts een deel van de leer overgenomen van de oude Egyptenaren.

De leer komt overeen met de innerlijke betekenis van Genesis. De algemene lengte van perioden van Evolutie. Dezelfde doctrine als die van Herbert Spencer. De oude hindoe- chronologie geeft de details. Het verhaal van Salomo's tempel is dat van de evolutie van de mens. De leer is veel ouder dan de christelijke. De werkelijke leeftijd van de wereld. De mens is meer dan 18.000.000 jaar oud. Evolutie wordt uitsluitend verwezenlijkt door de Ego's die uiteindelijk de gebruikers van menselijke vormen worden. Elk van de zeven principes van de mens is afgeleid van een van de zeven grote indelingen van het Universum.

V. Wat betekent het op pagina 16 als er staat: "tot de verschillende eenheden van de mensheid die gereed zijn, volmaakt zijn geworden"?

A. Als we hebben begrepen dat ‘alles ziel en geest is die altijd evolueren’, is elke vorm die bestaat de belichaming van een verworven intelligentie. Voordat onze aarde begon waren er alle wezens van elke graad aanwezig die hun verschillende stadia van ontwikkeling op de vorige ‘aarde’ hadden bereikt.

Onder die wezens waren er die een stadium van spirituele ontwikkeling en perfectie van kennis van de evolutionaire stroom waaruit zij voortkwamen hadden bereikt; zulke wezens zouden mogelijk vanuit het stelsel naar hogere gebieden of werelden overgaan; terwijl zij die dat stadium niet hadden bereikt, verder moesten gaan met wezens zoals zijzelf en alle anderen beneden hen (die in hun totaliteit de aarde of het gebied van ervaring vormen) totdat zij op hun beurt het hoogste punt hadden bereikt. Klaarblijkelijk waren degenen die zover waren gevorderd dat ze het hoogste stadium bereikten ‘er gereed voor’. Men kan niet verwachten dat de beginnende menselijke eenheden die uit het dierenrijk tevoorschijn kwamen toen de periode van de vorige planeet was afgesloten, dezelfde ervaring hadden als degenen die zelfbewust waren toen die vorige aarde begon. Er zijn altijd diegenen die, door vooruitgang in kennis en wijsheid, een stelsel verlaten, en degenen die blijven om hun ervaring te vervolmaken, terwijl nog anderen uit de lagere natuurrijken opstijgen.

V. Moeten niet alle ego's van deze manvantara gereed zijn voordat we deze aarde verlaten?

A. Zoals eerder gezegd, zijn er wezens aan het eind van elke pralaya en voor de nieuwe manifestatie die ver genoeg zijn gevorderd om dat systeem te verlaten; dit impliceert dat ze hun hele plicht hebben gedaan ten opzichte van de specifieke evolutie waaruit ze zijn voortgekomen. Het zou vanzelfsprekend zijn om te veronderstellen dat wanneer er anderen zijn in een stelsel die zich verheffen tot de plaats die wordt ingenomen door de hoogste eenheden, de laatstgenoemden zich verder zouden moeten verplaatsen naar wijdere gebieden in een hoger stelsel. De conclusie zou zijn dat niet alle Ego's ‘moeten’ worden geperfectioneerd. Een Ego is zelfbewust en moet vooruitgang boeken door zelfopgelegde en zelfuitgedachte pogingen; de periode van aardse manifestatie zou kunnen eindigen voordat perfectie is bereikt en dat zal waarschijnlijk voor de meesten het geval zijn.

V. Dan zal deze aarde blijven bestaan tot er niemand meer is om haar te gebruiken!

A. Zij zal blijven bestaan zolang er een mens is die haar nodig heeft. De duur van de aarde is langer dan die van welke entiteit of ras ook die erop leeft. Hoewel de maan in ontbinding is, bestaat ze nog steeds, terwijl de mens van wie ze de woonplaats was, nu de huidige aarde als zijn terrein heeft.

V. "Het universum evolueert vanuit het onbekende, waarin geen mens of denkvermogen hoe hoog ook ontwikkeld iets kan onderzoeken, op zeven gebieden of op zeven manieren of methoden." [pagina 16] Wilt u de betekenis van de ‘zeven manieren’ uitleggen?

A. Theosofie laat zien dat alle evolutie zevenvoudig is in haar aard en processen; het is het begrip van deze zevenvoudige natuur dat ons de sleutel geeft tot een inzicht in de evolutionaire processen, de aard van de mens en van alle wezens en vormen. Alle planeten, evenals alle zonnestelsels hebben een begin en een einde en ze zijn allemaal de producten van voortschrijdende intelligenties van ontelbare graden van ontwikkeling.

Onze aarde is het resultaat van een voorafgaande aarde en haar wezens, waarop de loop van de zevenvoudige evolutie de grens van haar mogelijkheden had bereikt. Elke zevenvoudige evolutie heeft als beginpunt alle kennis en ervaring opgedaan in voorgaande evoluties en gaat noodzakelijkerwijs in de daaropvolgende evolutie op een zevenvoudige manier, methode of wijze te werk. Als voorbeelden hebben we de zeven ‘bollen’ van de aarde; zeven principes; zeven grote mensenrassen; zeven onderrassen van elk; zeven geluiden; zeven kleuren, enz… (Zie G.L. Vol. I, Engelse pp. 289- 292, Oorspronkelijke Editie.)

V. Wanneer een wezen volmaakt is geworden op deze aarde, begint hij dan onderaan op een hogere sfeer?

A. Wanneer een wezen vervolmaakt is geworden, bevindt hij zich aan de top. Men moet in gedachten houden dat evolutie niet onderaan begint, maar altijd bovenaan. Het proces is er een van de werking van intelligentie die geleidelijk neerwaarts werkt in meer en meer concrete omzettingen en uitdrukkingen. Wanneer het laagste punt is bereikt, wordt alles wat daar in ervaring en kennis is opgedaan één trede van de ‘trap van afdaling’ hoger gebracht, wordt daar volledig geassimileerd, dan omhoog gebracht naar de volgende hoogste trede en zo verder tot aan de ‘top’ die de basis vormt voor de volgende evolutiepoging.

V. Het hoofdstuk [pagina 16] spreekt over de zevenvoudige indeling van het Universum als "Het Absolute, Geest, Denkvermogen, Materie, Wil, Akasa of Aether en Leven"; kan hun verhouding tot elkaar worden gedefinieerd?

A. Het Absolute is de Oorzaakloze Oorzaak, de wortel en onderhouder van alles. Geest vertegenwoordigt bewustzijn of intelligentie voortkomend uit en binnenin het Absolute. Denkvermogen is de intelligentie van alle wezens in actie - de scheppende of opbouwende kracht. Materie is substantie, van het meest etherische tot het meest concrete: producten van de interactie en onderlinge relatie tussen de verschillende klassen van betrokken wezens.

Wil is de kracht van alle graden van intelligentie; het is inherent aan bewustzijn als ‘het vermogen tot handelen’; vastberadenheid om te handelen maakt het werkzaam. Akasa is een element, een vorm van substantie, een productie van de creatieve intelligenties. Leven is het vermogen om waar te nemen en uitdrukking te geven aan elke graad van intelligentie, op elk vlak van substantie.

V. Waarom is het onmogelijk voor het menselijk denkvermogen om het Absolute te begrijpen? Dat betekent toch niet dat we het nooit kunnen begrijpen?


A. De Oceaan [pagina 16] zegt: "Het universum ontwikkelt zich vanuit het onbekende, waarin geen mens, of denkvermogen, hoe hoog ook, iets kan onderzoeken." De verklaring geldt als gedaan door een Leraar en dient ten volle in acht te worden genomen. Niettemin zouden we in staat moeten zijn te begrijpen waarom het juist is. Het Absolute is het tegenovergestelde van het Relatieve; het Absolute omvat alle dingen en alle wezens en zijnde de ondergrond van alles, verleden, heden of toekomst, kan Het niet worden onderzocht door enig wezen dat ERin bestaat, niet Eruit voortkomt.

Het woord Absolute duidt op dat wat zonder kwaliteiten of eigenschappen is van welke aard dan ook, dus hoe kan enig wezen Dat begrijpen wat geen vorm heeft en geen kwaliteiten vertoont?
We zijn bekend met het woord Leven en kunnen begrijpen dat het in alle vormen tot uitdrukking komt, of ze nu voor ons zichtbaar of onzichtbaar zijn; we gebruiken de term 'het Ene Leven' om Zijn aanwezigheid in alle dingen en overal aan te geven. Als wezens kunnen we dat oneindig vermogen tot uitdrukking dat ieder van ons is niet onderzoeken; ieder kan Het alleen tot uiting brengen overeenkomstig zijn bereik en kwaliteit van uitdrukking. Geen wezen kan het Leven uitdrukken, zonder in essentie het Leven Zelf te zijn.

We kunnen van het Absolute alleen zeggen dat 'Het is', zoals we van onszelf alleen kunnen zeggen: 'ik ben'. Hoe kunnen we Dat onderzoeken wat niet afhankelijk is van welke uitingen dan ook, groot of klein, maar van het feit van de Universele aanwezigheid Ervan?

We zouden ook moeten kunnen doorgronden en begrijpen dat ieder van ons zowel Zijn als Niet-Zijn is; ons vermogen om te doorgronden is Niet-Zijn; onze geassimileerde en belichaamde waarnemingen maken Zijn uit.

Het Absolute is een naam voor de Ene Werkelijkheid, de Oneindige, onveranderlijke grondslag van Alles. Al de rest is ‘maya’ - dat wil zeggen, de steeds veranderende levenswijzen, uitdrukkingen, graden van intelligentie en hun vormen, die steeds het Licht naderen, maar nooit raken aan de Vlam; want het Werkelijke in elk wezen is de Vlam zelf.

V. "De eerste differentiatie - metafysisch gesproken wat tijd betreft - is Geest". [pagina17] Wat betekent "metafysisch wat tijd betreft"?

A. Tijd kan alleen worden berekend door actie en reactie en totdat er actie is, is er geen tijd. Voordat er actie kan zijn moeten er die wezens zijn die in pralaya in afwachting zijn van de dageraad van de nieuwe dag van manifestatie. Geest is de totstandkoming van inactiviteit naar activiteit van de intelligenties; vanaf de eerste ‘actie’ begint de Tijd. (Zie Stanza I, G.L. Vol. I.)

V. Wat wordt bedoeld met ‘werkelijke materie’?

A. De Wijsheids-Religie leert dat Geest en Materie geen begin hebben; met andere woorden, er bestaat samen met Geest of Bewustzijn, homogene substantie-oermaterie. Het is vanuit deze oersubstantie dat alle volgende toestanden van materie worden voortgebracht door de actie van de massa van de betrokken wezens. Deze homogene oersubstantie wordt ‘werkelijke materie’ genoemd.

V. Waarom is ons aardse materiële gebied van zo’n groot belang?

A. Omdat we ons op het laagste punt van de neergaande boog bevinden en op dat punt waar Geest, of Bewustzijn, en concrete materie elkaar ontmoeten. Het is het keerpunt waar alle vroegere inspanningen en aanpassingen van de neerwaartse cyclus van homogeniteit naar heterogeniteit elkaar ontmoeten en hun terrein van herstel en coördinatie hebben. We kunnen deze aanpassingen niet vermijden; het werk moet worden gedaan voordat we vooruit kunnen. In de strijd is er maar een plaats van kalmte en standvastigheid - het onbewogen en onveranderlijke Zelf - het Hoger Zelf van ieder die de werkelijke Krijger is en die vanuit zijn binnenste zetel van wijsheid vrij moet zijn om de strijd te voeren, waarbij het lagere zelf slechts zijn soldaat in het veld is.

V. Wat wordt bedoeld met de woorden "Het plan werd neergelegd in het Universele Denkvermogen"[pagina17]?

A. ‘Het Universele Denkvermogen’ omvat alle verschillende soorten intelligentie die op een voorafgaande planeet- of zonnestelsel werden ontwikkeld. Toen de manifestatie ophield, had elke eenheid van intelligentie zijn eigen specifieke graad en soort ontwikkeling bereikt door de onderlinge relatie en interactie van alle betrokken wezens. Vanuit deze algemene vooruitgang wordt een coördinatie tot stand gebracht die de opeenvolgende richtlijnen verschaft waarlangs verdere evolutie zal plaatsvinden.

V. Wat wordt bedoeld met "Groot Wezen"? [pagina 18]

A. Met "Groot Wezen" wordt de som van alle wezens bedoeld, de totaliteit van alle betrokken intelligenties.

V. Hoe kan er altijd materie zijn in de laagste graad om te worden geëvolueerd, en waar komt het vandaan?

A. Een begrip van de evolutie van wezens kan alleen worden verkregen door in gedachten te houden dat Geest, of Bewustzijn, met Zijn "vermogen om waar te nemen," de voortbrenger is van alle graden van substantie en de oorzaak van alle veranderingen. Tijdens manifestatie gaat evolutie steeds door en daarom moet er vanaf de eerste glimp van waarneming een overeenkomstige substantiële of materiële uitdrukking van zijn. Substantie, of Materie, is een product van Geest, of Bewustzijn, en dit omvat alle elementen van de zogenaamde Natuur, bekend of nog te worden gekend of voortgebracht.

V. Wat gebeurt er met de vormen die door lagere intelligenties zijn gebruikt nadat deze intelligenties een hoger peil hebben bereikt?

A. Elke vorm, hoog of laag, die tot stand is gebracht, blijft als een matrix in de astrale substantie en kan worden gebruikt door die intelligenties die op een punt zijn gekomen dat een dergelijk gebruik mogelijk maakt. De Eenheid van alle wezens en de doelmatigheid van de vooruitgang eisen dit; "geen inspanning gaat verloren, geen arbeid is tevergeefs." Net zoals de lijn van fysieke erfelijkheid zichzelf reproduceert van ouders naar kinderen, en omstandigheden van verschillende soorten tot stand worden gebracht en ego's incarneren onder de voorwaarden die voorzien zijn in overeenstemming met hun karma of 'geschiktheid', zo nemen de lagere rijken bij het voortschrijden naar hogere vormen van expressie de vastgelegde vormen aan die gebruikt zijn door hun voorgangers. De matrices van alle vormen die ooit zijn geweest, bestaan nog steeds in het Astrale Licht.

V. Op pagina 18 hebben we het over de Britse duim en Piazzi Smyth; waar verwijst dat naar?
A. Piazzi Smyth was een F. R. A. S. [Fellow of the Royal Astronomical Society -n.v.d.v.]die onderzoek, studie en metingen verrichtte aan de Grote Piramide Hij was een zeer vaderlandslievende Engelsman en een zeer orthodox christen en ontwikkelde en verkondigde de theorie dat de geometrische afmetingen van de Grote Piramide aantoonden dat de wetenschappelijke basis van de bouw ervan was om aan te tonen dat de Britse duim, en niet het metrieke stelsel, de ware standaard voor lineaire metingen is; en verder dat het religieuze doel van de bouw van de piramide was om het orthodoxe idee van de sabbat en een waarschuwing tegen de continentale zondag af te dwingen.

V. Waarom wordt er gezegd [pagina 18] dat "de oosterlingen de waarheid bezitten" over de leeftijd van de wereld?

A. Omdat de opvattingen van het Westen over de ouderdom van de wereld werden gebaseerd op theologische gevolgtrekkingen afkomstig uit de verkeerd begrepen en los van elkaar staande manuscripten die de christelijke Bijbel vormen. Het idee dat de wereld enkele duizenden jaren oud is, werd algemeen geaccepteerd door het christendom en geologen, die de schepselen van hun generatie zijn, werden beperkt in hun speculaties over de werkelijke ouderdom. Het is waar dat er in de afgelopen eeuw een grotere vrijheid van meningsuiting en speculatie is ontstaan, want door ontdekkingen van verschillende aard worden zulke speculaties steeds verder teruggeschoven, zodat er nu honderdduizend tot een miljoen jaar wordt genoemd als de mogelijke leeftijd van de aarde.

Iedereen die zulke uitspraken doet, geeft consequent toe dat het slechts gissingen en persoonlijke meningen zijn. Waar de Westerse Wetenschap faalt ten gevolge van de basis van haar denken, bezit de Oosterse Wetenschap, gebaseerd op de verslagen van voorbije eeuwen en vastgestelde wetten van de evolutie van de aarde en de mens, niet alleen de oude verslagen, maar ook een kennis van de wetten waarmee de verslagen zelf kunnen worden gestaafd. In de Theosofie is kennis van deze wetten en hun werkingen bereikbaar voor elke student die van de gelegenheid gebruikmaakt en de noodzakelijke scholing volgt. Deze geschriften worden op geheime plaatsen bij een levend volk met eerbied bewaard; theosofie zoals die aan de wereld is gegeven, is een deel van die opgestapelde wijsheid en kennis.

V. Hoe komt het dat we spiritueel zo achterlopen op wat we duizenden jaren geleden waren?

A. Omdat het bewustzijn van de mensheid zo ondergedompeld raakte in uiterlijke aardse bezigheden dat het intellect, het vermogen om van uitgangspunten naar conclusies te redeneren, groeide ten koste van de spirituele waarnemingen. Het verlangen naar een intensivering van het fysieke gevoelsbestaan leidt rechtstreeks weg van het bewustzijn van geest te zijn. Tenzij we het bewustzijn van spiritueel zijn terugkrijgen - een doelgericht bestaan in geest, niet in materie - zullen we gebonden blijven aan onze zelfgeschapen voorwaarden van fysiek bestaan.

Intellect komt voort uit het zien van verschillen en het vergelijken ervan; als het eenmaal is verworven, kan het worden gebruikt om het materiële bestaan met al zijn nadelen in stand te houden, of als een instrument van de geest in het leiden en controleren van de lagere levens die de natuurrijken onder de mens vormen.

V. Wat waren de 'materialen' die 'op andere en verafgelegen plaatsen moesten worden gevonden, bijeengebracht en gevormd'[pagina 22]?

A. Aan het einde van een Groot Tijdperk, zoals dat van een planeet, zijn alle grovere vormen van materie weer opgelost in de oersubstantie van waaruit en waarbinnen zij werden gevormd; de ervaringen van de vele klassen van geëvolueerde wezens worden behouden. Bij de volgende ‘voortgang’ ontstaan nieuwe combinaties en verbindingen uit de grotere kennis die is verworven tijdens de voorafgaande periode van evolutie, en begint een nieuwe constructie van evolutie van vormen, gebaseerd op de vooruitgang die al is geboekt.

Noodzakelijkerwijs blijft de ervaring die is opgedaan door de verschillende klassen van wezens in het ontwikkelen van vormen bestaan, en daar het ‘materiaal zich in een homogene toestand bevindt, begint het vormingsproces in die toestand en wordt steeds concreter naarmate de eeuwen verstrijken. Dit alles in het algemeen. De theosofie leert dat onze Maan de planeet was waarop onze evolutie haar onmiddellijk voorafgaande werkterrein had, en dat naarmate de Aarde werd opgebouwd, de Maan is gekrompen en uiteengevallen. Hieruit kunnen wij ons voorstellen dat ‘materiaal’ van de Maan werd en wordt gebruikt bij de opbouw van de Aarde en aardse vormen, en dat dit zal doorgaan tot onze Zevende Ronde, wanneer de Maan zal zijn verdwenen.

V. Als we zeven niveaus van zijn hebben, wordt er dan op al die niveaus Karma gemaakt?

A. Karma werkt op alle niveaus en op elk wezen. Bewustzijn en Leven op elk niveau houden waarneming en actie in, en dit betekent Karma. Er zijn drie lijnen van Evolutie: de Spirituele, Intellectuele en Fysieke, en deze zijn op elk punt met elkaar vermengd. Vooruitgang op alle niveaus is alleen mogelijk door handeling. Het is onjuist te veronderstellen dat Karma alleen tot het fysieke gebied behoort.

V. Waarom wordt gezegd dat Meesters Karma uitdrukken?

A. Omdat zij de uiteindelijke resultaten kennen van alle handelingen die zij stellen, of deze nu spiritueel, psychisch of fysiek zijn, en omdat al hun inspanningen voor de vooruitgang van de hele massa wezens zijn.

V. Op pagina 21 wordt gezegd: "Wanneer deze dag aanbreekt, begint de kosmische evolutie voor zover die dit zonnestelsel betreft, en tussen een en twee miljarden jaren in beslag neemt in het evolueren van de zeer etherische eerste materie voordat het astrale rijk van minerale plantaardige dier en mens mogelijk zijn. Kan dit worden verklaard?

A. Er moet voor elke Manvantara een specifieke oersubstantie bestaan van waaruit en waarbinnen de daaropvolgende differentiaties worden gevormd. Elk begin van een Manvantara moet als zijn basis-substantie hebben wat een differentiatie genoemd zou kunnen worden binnen de Ene Oneindige Universele Substantie, als resultaat van de werking van Intelligentie erop; dit wordt teweeggebracht door de interactie en onderlinge relatie van alle wezens die betrokken waren in de voorafgaande evolutiestroom, en als een voorstadium van verdere differentiatie.

EEN KORTE SAMENVATTING

Het eerste hoofdstuk bespreekt de Meesters van Wijsheid die het resultaat zijn van evolutionaire vooruitgang en de bewaarders van opgestapelde wijsheid uit het verleden. Het tweede hoofdstuk presenteert de algemene beginselen die de kosmos besturen. De zevenvoudige differentiatie van het stelsel wordt getoond universeel te zijn in zijn werking, elk atoom zowel als elk wezen heeft zeven principes, latent of in werking al naar gelang het geval. Denkvermogen, of Intelligentie, vertegenwoordigt de verworven kennis van de totaliteit van betrokken wezens, waarbij de hogere intelligenties de gidsen en drijvende krachten zijn van de lagere.

Elke grote evolutieperiode heeft zijn specifieke begin, gebaseerd op resultaten uit het verleden, en heeft zijn einde om de algemene vooruitgang te coördineren en een nieuwe basis te vormen voor een andere grote periode; deze perioden worden de Dagen van Brahmâ genoemd, waarbij elke periode wordt gevolgd door een Nacht van vergelijkbare duur voor assimilatie en aanpassing. Evolutie wordt alleen tot stand gebracht door de zelfbewuste ego's daarbinnen, die de lagere levens - de bouwers van vorm - leiden en aansporen en tenslotte deze vormen in bezit nemen wanneer ze gereed zijn.

Het verhaal van de bouw van Salomo's Tempel is dat van de evolutie van de Mens "waarin geen geluid van hamer, noch stem van werkman wordt gehoord."

Elk van de zeven principes van de Mens is afgeleid van een van de zeven grote Indelingen van het Universum; hij is daarom via deze principes direct verbonden met en gerelateerd aan elke staat van substantie en elk niveau van zijn. De mens is niet zijn principes: zij zijn zijn instrumenten of belichamingen. "Het Universum bestaat alleen ter wille van de Ziel".