Wat Reïncarneert
Wat reïncarneert? Dit is een groot mysterie voor veel mensen, want dan moeten ze het bestaan van een permanent wezen aannemen, dat achter de reeks van incarnaties aanwezig is. Ze weten dat het lichaam wordt geboren, sterft en ontbindt, maar hun gedachten identificeren zich zo sterk met het lichaam en zijn relaties en omstandigheden, dat ze niet in staat zijn om zichzelf daarvan los te zien. Ze denken over zichzelf als personen, als lichamen met een fysieke natuur en dus kunnen ze niet inzien, waar in henzelf dit vermogen om te reïncarneren van leven naar leven, kan verblijven.
Theosofie geeft een bredere visie, door aan te tonen dat de mens niet zijn lichaam is, want het lichaam is steeds aan verandering onderhevig; dat de mens niet zijn gedachten is, want hij verandert deze voortdurend; dat er een eeuwig Ego in de mens bestaat, die de identiteit is door velerlei belichamingen heen. Er is geen verandering in deze identiteit geweest vanaf onze kinderjaren tot aan de dag van vandaag. Het lichaam is veranderd; de leefomgeving is veranderd; maar de identiteit blijft dezelfde en zal ook nu niet veranderen ondanks alle veranderingen van het lichaam, het denken en de omstandigheden. Dat wat in onszelf onveranderlijk is, is de enige werkelijkheid. Wat veranderlijk is, is niet werkelijk. Alleen het werkelijke neemt de verandering waar. Verandering kan geen verandering waarnemen. Alleen dat wat constant is, kan verandering waarnemen; alleen het permanente kan het kortstondige waarnemen. Daarom kunnen we vermoeden dat er een beginsel in ons is, dat eeuwig en onveranderlijk is.µ
Dit onveranderlijke, altijd aanwezige en onsterfelijke beginsel in ons is steeds in welk voorwerp of welk wezen dan ook aanwezig. Er is in de wereld slechts één Leven, waartoe wij, alsook alle andere wezens, behoren. Wij allen komen voort uit dezelfde unieke Bron - niet uit velerlei bronnen - en we gaan voort op hetzelfde pad naar dezelfde verheven eindbestemming. De Ouden zeiden dat het Goddelijk Zelf in alle wezens is, maar het schijnt niet naar buiten. Het werkelijke is in het innerlijk en kan door elk menselijk wezen in zichzelf worden gerealiseerd.
In iedereen is de behoefte om dit waar te maken, zodat hij het Licht kan uitstralen en uitdrukking kan geven aan de God in zijn innerlijk, maar dit gebeurt nog slechts gedeeltelijk.
Wanneer dan de Bron - de Ene Geest - steeds dezelfde is in alle wezens, waarom zijn er dan zoveel vormen, zoveel persoonlijkheden, zoveel individuele verschijningen? Alle zijn, zoals de Theosofie laat zien, stadia van ontwikkeling. In die grote Oceaan van het Leven, die tegelijkertijd Bewustzijn is en Geest, bewegen en leven wij en hebben ons bestaan. Die oceaan is te verdelen in afzonderlijke druppels, en deze scheiding wordt teweeggebracht door de grote stroming van de evolutie.
Zelfs in de koninkrijken onder ons, die uit dezelfde Bron voortkomen, gaat de neiging om zich af te scheiden tot afzonderlijke druppels met een eigen bewustzijn op elk niveau voort. In het dierenrijk naderen de soorten, die het dichtst bij ons staan, het zelfbewustzijn, maar wij, menselijke wezens, zijn aangekomen op het niveau, waar ieder van ons een zelfbewuste druppel is in de grote oceaan van Bewustzijn. Zoals een oceaan van water bevat elke druppel alle elementen van het grote geheel; dus elke afzonderlijke druppel van de mensheid - een menselijk wezen - bevat op zijn eigen gebied alle elementen van het grote universum.
Dezelfde kracht bestaat in ieder van ons, en waar we staan op de ladder van het bestaan, zien we vele wezens onder ons en andere meer ontwikkelde wezens boven ons. Deze mensheid is aan het werk om de brug van het hoger denken, de brug van de ideeën, te bouwen, die het lagere verbindt met het hogere. Het hele doel van incarnatie, oftewel onze afdaling in de materie, is niet alleen bedoeld om meer kennis van de materie te verkrijgen, maar ook om de lagere rijken te omarmen en op te heffen tot waar wij ons bevinden. Wij verhouden ons als goden tot de lagere rijken. Het is onze impuls, die hun welzijn of leed brengt. Het is onze misvatting over het doel van het leven, wat de Natuur zo onberekenbaar maakt; dat veroorzaakt alle ellende en rampen, die ons teisteren door cyclonen, tornado’s, ziekten en plagen van uiteenlopende soort. Alle komen door ons eigen handelen, en waarom? Omdat er getransformeerde vormen van de minerale, vegetatieve en dierlijke rijken in ons lichaam zijn, die daar hun eigen leven leiden. Elke cel in ons lichaam kent zijn geboorte, jeugd, volwassenheid, ouderdom en dood, en reïncarneert. Wij beïnvloeden elk van deze levens door de verschillende gedachten, wilsuitingen of gevoelens, die in ons opkomen, en helpen of verwonden zo deze levens. Ze stralen uit van ons als goede of als slechte impulsen en keren daarmee terug naar hun eigen rijk. Dus door ons gebrek aan kennis van onze ware natuur, zonder begrip van wat ware broederschap inhoudt, falen we in onze plichten in deze fase van de evolutie en belemmeren daarmee die van de lagere rijken. Wij zullen alleen onze verantwoordelijkheid voor hen kunnen nemen, als we inzien dat elk wezen zich op zijn eigen gebied ontwikkelt; dat alle hogere wezens eens mens zijn geweest en dat alle wezens beneden de mens eens de menselijke conditie zullen bereiken, wanneer ze verder gevorderd zijn; dat alle vormen, alle wezens, alle individuele verschijningen slechts aspecten zijn van de Ene Geest.
Vooropgesteld dat de ene onvergankelijke Geest in alles aanwezig is - de oorzaak van de hele evolutionaire ontwikkeling, de oorzaak van alle incarnaties - dan kunnen we ons afvragen op welke wijze we het vermogen om waar te nemen en te weten van leven naar leven in ons dragen. Hoe wordt de verworven kennis, die door observatie en ervaring is verkregen, bewaard? Hoe wordt de individualiteit als zodanig behouden?
We zouden in gedachten moeten houden, dat we reeds zelfbewuste wezens waren bij de geboorte van deze planeet; enkelen waren reeds zelfbewuste wezens in de beginfase van dit zonnestelsel; want er is een verschil in graad van ontwikkeling tussen de menselijke wezens. Toen de planeet of het zonnestelsel nog in de staat van oorspronkelijke substantie was of nevelachtige materie - zoals de wetenschap dit noemt - moeten wij lichamen hebben gehad van eenzelfde soort substantie. In deze uiterst fijne substantie zijn alle mogelijkheden van elke graad van materie aanwezig, en daarom is het dat in het werkelijke lichaam van de oorspronkelijke substantie alle wijzigingen van ijlere naar vastere lichamen zijn voortgebracht; en in dit lichaam ontstaan alle ervaringen.
Onze geboorte vindt plaats in dit lichaam. Alles wat aan ons verschijnt, bevindt zich in dit lichaam, een lichaam met een onveranderlijke natuur gedurende de gehele Manvantara. Ieder van ons heeft zo’n lichaam van de fijnste substantie, van de innerlijke natuur, die het werkelijke voertuig is voor de individualiteit. Hierin leeft hij, beweegt hij en heeft hij zijn bestaan, en zelfs de grote luister en verhevenheid van dat lichaam is niet de mens. Het is louter het hoogste voertuig van de Ziel. De Werkelijke Mens, die wij zijn, is de Mens, die was, is en steeds zal zijn, voor wie het uur nooit slaat - de Mens, de wijze - de Mens, de waarnemer - altijd geest, onophoudelijk handelend.
Leven is één. Geest is één. Bewustzijn is één. Deze drie zijn één - een drieëenheid - en wij zijn die drieëenheid. Alle veranderingen in substantie en vorm worden teweeggebracht door Geest en Bewustzijn en uitgedrukt in een grote variatie aan levensvormen. Wij zijn die ene Geest, ieder behorend tot een broederschap in dit grote universum, schouwend en wetend wat hij kan doen met behulp van de instrumenten, die hem ter beschikking staan. Wij zijn de Drieëenheid - de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; of in theosofisch taalgebruik Atma, Buddhi, Manas. Atma is de ene Geest, niet een persoonlijk bezit, maar behorend aan allen. Buddhi is de bijeengebrachte ervaringen van het gehele verleden. Manas is de intelligente kracht, de denker, de mens, het onsterfelijke wezen. Geen mens is gescheiden van de Geest of gescheiden van de ervaringen uit het verleden; maar het denken is het rijk van het scheppen, het rijk van de ideeën; en de Geest zelf handelt dynamisch in overeenstemming met de ideeën, ontstaan in het denken.
De Stem van de Stilte zegt: “Het denken is als een spiegel”. “Het verzamelt stof, terwijl het reflecteert.” Het heeft zielen-wijsheid nodig om het stof weer weg te vegen. Dit denken van ons of wat wij het denken noemen, is louter de spiegel, die ons de verschillende beelden toont, die wij erop afdrukken. De Geest handelt in overeenstemming met de uitgebeelde ideeën, ten goede of ten kwade. Is er slechtheid in de wereld? Het is de kracht van de Geest, die het veroorzaakte. Is er goedheid in de wereld? Het is de kracht van de Geest, die het liet ontstaan. Want er is maar één kracht. Het verkeerd gebruik van die kracht brengt ongeluk. Het juiste gebruik ervan brengt geluk.
We moeten het idee opgeven, dat we arme, zwakke, ellendige schepsels zijn, die geen enkele invloed kunnen uitoefenen op ons leven; zolang we vasthouden aan dat idee, zullen we niets goeds voortbrengen. We moeten het andere idee aannemen - dat we Geest zijn, dat we onsterfelijk zijn - en wanneer we ons gaan realiseren, wat dit betekent, zal de geestkracht onmiddellijk in en door ons heen stromen, ongehinderd in elke mogelijke richting, veilig door de instrumenten, die door onszelf op onvolmaakte wijze zijn gebruikt. Laten we daarom het idee varen, dat we een arm, zwak en onvolkomen lichaam zijn, waar we zo weinig controle over hebben. Wij kunnen onze hartslag niet stoppen; wij kunnen onze ademhaling niet stoppen zonder het lichaam te vernietigen.
Wij hebben geen controle over de constante opbouw en afbraak van materie in ons lichaam, die voortdurend plaatsvindt, noch de uiteindelijke ontbinding tegenhouden. Sommige mensen spreken over ‘zich verzetten’ tegen de dood, maar we kunnen evenmin proberen te protesteren tegen de bomen, die hun bladeren laten vallen, wanneer de winterse rukwinden komen. De Dood zal er altijd zijn en daar zit een groot voordeel aan. Als we ons lichaam niet kunnen veranderen, hoe zou er dan enige kans zijn op vooruitgang? Zijn we zo tevreden met ons huidige lichaam, dat we niet naar verandering verlangen? Zeker niet! Er is slechts één ding in het leven, dat werkelijk permanent genoemd kan worden en dat is de geestelijke natuur en de grote goddelijke compassie, wat we kunnen vertalen naar het woord ‘liefde’.
Wij zijn de reïncarnerende Ego’s, die voortdurend zullen incarneren totdat de grote taak, die we op ons namen, is volbracht. Die taak houdt in dat wij de gehele mensheid opheffen tot de hoogst mogelijke staat van perfectie, die op deze aarde mogelijk is. We incarneren van eeuw tot eeuw voor het behoud van rechtvaardigheid, de vernietiging van bijgeloof en het grondvesten van de waarheid. Dat is waarom we hier zijn of we dat nu weten of niet en we moeten tot het besef komen, dat onze natuur onsterfelijk is, voordat we onszelf zullen bevrijden van de noden, die de mensheid overal kwellen. Wij moeten onszelf conformeren aan en in harmonie brengen met het belangrijkste doel van de Natuur en dat is de evolutie van de Ziel en alleen daarvoor bestaat het ganse heelal.