Drie attributen van de godheid

Het leven in ieder van ons is het Universele Leven. Velen verbeelden zich, dat Leven alleen  betekent bestaan in een fysiek lichaam en dat er buiten het fysieke bestaan geen leven is. Maar Leven omvat alle dingen en vormen vanaf het hoogste spirituele niveau omlaag naar leven in zijn meest verdichte vorm; het is hetzelfde gemeen-schappelijke Leven, dat door alles heenstroomt. Het is het Ene Leven, de Ene Geest in elk en allen, zodat in ieder wezen van welke graad dan ook zich de oneindige mogelijkheden bevinden van het Al-Zijn. In ieder  is datgene aanwezig, wat  zonder begin is en zonder einde en wat onveranderlijk is; en hoewel onbegrensd, onzichtbaar, ondenkbaar, kan dat worden gerealiseerd door elk menselijk wezen.

 

Enkele voorbeelden zullen ons dit met kracht duidelijk maken. We spreken over onszelf, over onze identiteit. We zeggen,”Ik was een kind; toen was ik een jonge man of vrouw; toen was ik van middelbare leeftijd; vandaag ben ik zus; in de toekomst ben ik zo”. Nu, wat is Dat, wat in zichzelf onveranderlijk is, wat door al die veranderingen heengaat? Hetzelfde ‘Ik’, dezelfde identiteit. Dat verandert niet. Het lichaam verandert, de ideeën - de gedachten - veranderen, de omstandigheden veranderen. Maar de Mens zelf, de identiteit, blijft onveranderlijk hetzelfde door alle veranderingen van lichaam, plaats en situaties heen.

 

En neem vervolgens het gezichtsvermogen; dat vermogen hebben we allemaal en het maakt niet uit hoe we het uitoefenen, het blijft steeds het vermogen om te zien. Het wordt niet veranderd door wat we zien. En laten we dit overwegen, dat verandering geen verandering kan waarnemen. Alleen dat wat permanent is, kan verandering waarnemen. Dus er is in ons dat wat permanent is, wat werkelijk is, wat onovertroffen is, wat een straal is van de Allerhoogste en daarmee één is, het universele Principe of de Potentialiteit, de schepper, de onderhouder en de hervormer van al wat was, is en ooit zal zijn. We moeten Dat realiseren - ieder van ons voor zichzelf – ten eerste door te erkennen dat HET IS, alomtegenwoordig, eeuwig, grenzeloos en onveranderlijk; ten tweede door ons te ontdoen van ideeën, waarvan we dachten, dat Het dat zou zijn; dat Het dit lichaam is, dit verstand, deze omstandigheden. Al deze dingen zijn veranderlijk, voorbijgaand in onze waarneming; maar het Werkelijke, het Allerhoogste, ons eigen Zelf en het Zelf van alle dingen, is niet onderhevig aan verandering. Het is onveranderlijk; Het kan niet worden waargenomen, want Het is de Waarnemer.

 

De ideeën, die we koesteren over het Allerhoogste, de wet, de natuur en over ons eigen wezen, besturen de handelingen die we verrichten. Toen wij kinderen waren hadden wij bepaalde ideeën en handelden daarnaar en we deden dit ook alle daaropvolgende jaren. Sommige van onze ideeën hebben we van tijd tot tijd aan de kant gezet en andere, die we hebben opgedaan, nemen hun plaats in. We handelen nu in overeenstemming met de ideeën, die we er tegenwoordig op na houden. Zijn deze de beste en hoogst haalbare voor ons?

Als we onze ideeën veranderen, veranderen we onze handelingen. Als we inzien, dat de Wet regeert, dat deze Wet inherent is aan onze hoogste natuur en niet buiten ons staat, dan zullen we inzien, dat het de Geest in ons is - ons eigen Zelf -, dat de veroorzaker en de onderhouder is van al onze handelingen; en deze Geest creëert voor zichzelf door de scheppingskracht van het Allerhoogste, door middel van verkeerde  ideeën, verkeerde uitgangspunten en verkeerde uitkomsten.  We hebben vaak ideeën aangenomen en dan weer veranderd zonder enige echte overweging betreffende hun waarheidsgehalte, hun relatie tot het Leven, hun verhouding tot het bestaan.

 

Het is noodzakelijk, dat wij ons drie grote ideeën eigen maken en daaraan vasthouden, nl.: dat elk menselijk wezen in het bezit is van wat we noemen “de drie attributen van de Godheid” - de potentie tot scheppen, de potentie tot behouden zo lang als die schepping bevredigend lijkt te zijn en de potentie om die schepping te vernietigen en een betere te herscheppen. Alles wat we te doen hebben, is onze eigen werkelijke natuur te realiseren, in te zien wat onze gebreken zijn, onze deugden te versterken en voort te gaan. Hoe zekerder we dit doen, des te meer zullen we bemerken dat onze deugden en kracht toenemen en onze gebreken geleidelijk aan verdwijnen. 


Fragment uit The Friendly Philosopher - 'The recognition of law'.

‘The eternal verities’,  Pagina’s 228, 229.