De zevenvoudige samenstelling van de mens

De samenstelling van de mens. Hoe de leer verschilt van de gewone christelijke leer. De echte leer die bekend was in de eerste eeuwen van deze jaartelling, maar opzettelijk werd teruggetrokken uit een natie die het niet kon bevatten.

Het gevaar als de leer niet was ingetrokken. De zevenvoudige indeling. De geclassificeerde beginselen. De indelingen komen overeen met de keten van zeven bollen. De lagere mens is een samengesteld wezen. Zijn hogere drie-eenheid. De vier lagere principes voorbijgaand en vergankelijk. De dood laat de drie-eenheid achter als het enige permanente deel van ons. Wat de fysieke mens is en wat de andere onzichtbare sterfelijke mens is. Een tweede fysieke mens, onzichtbaar maar nog altijd sterfelijk. De zintuigen behoren tot de onzichtbare mens en niet tot de zichtbare.

 

Dit vierde hoofdstuk behandelt de zevenvoudige samenstelling van de mens; laat zien hoe de leer verschilt van de gewone christelijke; geeft de zevenvoudige samenstelling van de mens; wijst op de intieme relatie tussen het zevenvoudige karakter van de aarde en de zeven beginselen van de mens; legt uit wat de werkelijke mens is als wezen onder de begrippen Atma, Buddhi, Manas, de drie-eenheid of drie hogere principes; en classificeert de vergankelijke vier lagere beginselen als aspecten van de drie hogere gedurende de verbintenis van de mens met de aardse wereld. Door deze uiteenzetting zou het duidelijk moeten zijn dat de mens de vier lagere beginselen gebruikt ten voordele van de leventjes die aldus worden gebruikt, alsmede voor zijn eigen doeleinden.

V. Mr. Judge verwijst naar de noodzaak van zorg voor het Zelf (pag. 33 ). Als het Zelf de oorzaak van alles is, op welke manier zou er dan zorg voor kunnen zijn?


A. De woorden waarnaar wordt verwezen zijn niet zoals ze in de vraag staan; ze luiden, "de zorg voor de ziel, die het Zelf is." Het is door de Ziel - de verworven ervaring - dat het Zelf waarneemt en handelt; het is door middel van de Ziel dat het Zelf zichzelf leert kennen als van een andere aard dan zijn ervaring, waarnemingen of belichamingen. In de zin dat er geen Ziel mogelijk is zonder het Zelf, of, met andere woorden, er zijn geen waarnemingen of ervaringen mogelijk zonder de Waarnemer -de Ziel is het Zelf; daarom hangt de groei van de Ziel af van de meer en meer volledige realisatie van het onveranderlijke Zelf: dit houdt voor ons een ‘zorg’ in zodat we de aard en het doel van het bestaan begrijpen.

V. In welke zin ben ik ‘mijn broeders hoeder’?

A. Elk wezen is van dezelfde essentiële natuur - Geest; elk ontwikkelt zich van binnen naar buiten, en elk neemt op elk moment die plaats in de grote gemeenschap van zielen in die zijn niveau van vooruitgang verschaft. Omdat allen uit en van dezelfde bron komen en allen naar hetzelfde doel toewerken, zijn de meer gevorderden van nature verplicht om de minder gevorderden te helpen; de wet van karma die inherent is aan elk wezen voorziet in de aanpassing van gevolgen aan oorzaken. Een algemeen antwoord zou inhouden dat we in alle opzichten de hoeder van onze broeder zijn; hoe meer we weten van de gemeenschappelijke bron, aard en doel van allen, hoe beter we in staat zijn ‘onze broeder te behoeden’.

V. Hoe komt het dat ‘achter de wil, de begeerte staat ‘? Het lijkt alsof het omgekeerd zou moeten zijn.

A. We handelen niet totdat er begeerte of een voornemen is om dit te doen; wil is de kracht van bewustzijn in actie. De wil, als de kracht achter actie of begeerte, is kleurloos; hij wordt gekleurd door de aard van de begeerte of het gevoel. Geen begeerte, geen actie. Het is het motief of de begeerte achter het gebruik van onze kleurloze wilskracht die de actie van onze gedachte, woord of daad kwalificeert.

V. Waarom klampen we ons zo vast aan het lichamelijk bestaan?

A. Vanwege onze begeerte om dat te doen, omdat we niet beter weten. Onze begeerte zet onze wil in werking in die richting, en door onze begeerte en verlangens zetten we aantrekkingen en gehechtheden in beweging die ons binden. Omdat al onze vermogens voortkomen uit en rusten in het Zelf of de Geest, en omdat we die vermogens gebruiken voor een bewust fysiek bestaan, is de gebondenheid sterk.
Bevrijding komt voort uit een volledig en waarachtig begrip van onze eigen aard en van de hele natuur, wanneer de vermogens van de Geest voor allen en in alle richtingen zullen worden aangewend, en niet zoals nu, slechts in één richting, het fysieke en in het nastreven van persoonlijke begeerten.

V. Wat is het verschil tussen de individualiteit ende persoonlijkheid?’
A. ‘Individualiteit’, theosofisch gedefinieerd, is het Hogere Ego; ‘persoonlijkheid’ is het valse ego: dat aspect van het reïncarnerende Ego dat is verbonden met en ondergedompeld in het aardse bestaan en zich inbeeldt de zintuigen, kwaliteiten en de mogelijkheden te zijn die het fysiek bezit.

V. Wat zou u ‘zielsvermogens’ noemen?

A. Alle vermogens van elke soort zijn zielsvermogens; de vermogens die we gebruiken - of liever misbruiken - in ons dagelijks bestaan zijn zielsvermogens. Het is het misbruik van ‘zielsvermogens’ dat karmische vergelding met zich meebrengt.

V. Hoe kunnen gedachten zo krachtig zijn?

A. Omdat elke vorm door ons gezien, of ongezien, in zekere mate is begiftigd met intelligentie; omdat gedachte aan actie voorafgaat en deze in gang zet, en omdat de gevolgen van gedachte bewust of onbewust worden gevoeld door wezens dichtbij en veraf, en hen tot een of andere vorm van actie aanzetten. Gedachte bestaat niet op zichzelf - het is altijd het product van een denker; elke gedachte heeft betrekking op iets en produceert een beeld van dat ding; de concentratie van de denker op de matrijs die hij heeft gecreëerd, trekt daarin de leventjes samen die in de aardse atmosfeer rondzwermen, geeft ze energie en richting, volgens het motief en de begeerte van de denker; deze matrijs, die tot een levende kracht is gemaakt, kan op geniepige wijze andere denkers, van wie de aard en de begeerte vergelijkbaar zijn, of die de zaden van zulke begeerten in zich hebben, tot actie aanzetten en dit alles ongeacht of de schepper van de matrijs zich bewust is van de resultaten of niet. ‘Gedachte’ of juister, het vermogen om te denken, is het krachtigste scheppende, vernietigende, behoudende of regenererende instrument dat wezens bezitten; het werkt zwak en sterk, afhankelijk van de kennis en het concentratievermogen van de denker. In het occultisme is ‘gedachte’ het werkelijke actieveld; wat we fysiek zien of waarnemen zijn slechts de gevolgen van gedachte.

V. Er wordt gesproken over eenheid; hoe kan er eenheid zijn in al deze afzonderlijke of verschillende principes?

A. Alle principes zijn slechts aspecten van het Ene Principe; meer of minder geconditioneerde manieren en grondslagen van gedachte en handeling. Eenheid ligt in het feit dat alle tijdelijke differentiaties voortkomen uit, en rusten in, de essentiële spirituele natuur van alle wezens. Er zou geen diversiteit kunnen zijn zonder eenheid als basis. We leven allemaal, en het leven in ons allen is een eenheid, maar ons gebruik en onze uitdrukkingen van het leven vertonen grote verschillen.

V. Zullen we altijd een aarde en een aards lichaam hebben? Of zullen we hier ooit helemaal bovenuit stijgen?

A. Het is geen kwestie van aardse, of wat we nu waarnemen als fysieke materie. Waar we ook bestaan, het moet in een of andere vorm van substantie als belichaming zijn, en dat zal dan net zo objectief voor ons zijn als onze huidige aardse materie. Zolang manifestatie voortduurt, impliceert ervaring van welke aard dan ook objectiviteit op elk gebied; als er geen basis is voor ervaring, is er geen ervaring.
Het probleem ligt niet bij de aarde zoals die nu is of ooit zal zijn, het ligt bij onszelf, doordrenkt als we zijn met valse denkbeelden van elke soort. We hebben het vermogen om onze aard en de aard van alle wezens te begrijpen en door dat begrip onze eigen aard te zuiveren en door dat te doen de aard van anderen zoals wijzelf en van de wezens onder ons te verheffen en te zuiveren.
V. Wat wordt bedoeld met "elk principe staat in verband met een gebied, een planeet en een ras"? (pag. 35)

A. De Wortel en de ondergrond van alles wat bestaat, is Geest, zelfbestaand en allesdoordringend. Het is de Eenheid waarbinnen alle differentiatie plaatsvindt. De eenheid wordt niet vernietigd vanwege een willekeurig aantal variaties die eruit en erin kunnen worden ontwikkeld; een doelmatige oorzaak wordt niet uitgeschakeld zolang er een basis bestaat waarin gevolgen kunnen worden voortgebracht. Manifestatie betekent differentiatie vanuit en binnenin de Eenheid; de verklaring van de Geheime Leer is dat manifestatie of differentiatie verloopt op zeven manieren of stadia, dat dit geldt voor alle graden van substantie en alle vormen en alle soorten wezens.
Er wordt aangetoond dat de mens zeven beginselen heeft; hij verkreeg deze beginselen één voor één , naarmate de differentiatie van de planeet vorderde; daarom staat elk principe van de mens in wederkerig verband met een bepaald stadium van differentiatie van de planeet.

En zo heeft elke planeet in ons zonnestelsel op zijn beurt zeven principes, zodat de mens, planeten en zonnestelsels als hun samenstellende delen soortgelijke principes hebben en elk beginsel in de mens, planeten of zonnestelsels, staat in verband met de andere; er is daarom een actieve of latente relatie tussen elke vorm die en elk wezen dat, als we groeien in kennis en wijsheid, kan worden benut. De mensheid, als geheel, gaat ook in zeven stadia voort, gelijktijdig met de condities van de planeet, en wordt dus in elk stadium een Ras genoemd, waarvan elk, ook weer, zijn zeven onderverdelingen heeft die weer op een aantal zevenvoudige manieren worden uitgedrukt. 

Dus, van boven naar beneden en in elke richting, is er een kanaal, gebied en een relatie tussen elke vorm en elk wezen en ieder ander, van het hoogste tot het laagste; en deze relatie bestaat, of een bepaald wezen in een bepaalde staat van waarneming er zich van bewust is of niet. Kennis van dit grote feit, en het in onszelf opwekken van de noodzakelijke voorwaarden, zal ons in staat stellen de zevenvoudige occulte vermogens te gebruiken en te beheersen. De hele natuur bestaat voor ons en in ons; we moeten daarom nemen en gebruiken wat we kunnen, en op een verstandige manier; de stappen die nodig zijn worden in de theosofie getoond en geen ervan mag worden overgeslagen.

V. Bestaan de principes onafhankelijk van elkaar?

A. Elk principe is afgeleid van en bestaat binnen het Ene Opperste Principe; zoals het laagste principe eveneens is afgeleid en afhankelijk is van de keten van principes erboven en waaruit het direct werd afgeleid: de principes zijn onderling afhankelijk. We kunnen bijvoorbeeld het lichaam als het laagste principe nemen; er zijn altijd lichamen op aarde zolang de mensheid duurt, maar onze huidige lichamen hadden hun begin en zullen hun ontbinding hebben.
De reden waarom we het huidige lichaam hebben, is omdat we eerder lichamen bewoonden, nadat we het ‘principe’ van het waarnemend lichamelijk bestaan hadden verworven. Wanneer we het lichaam verlaten, keert het terug naar de elementen waaraan het werd onttrokken, maar het ‘principe’ van lichamelijke uitdrukking blijft in ons en zal in een toekomstig tijdstip in een ander lichaam tot uiting worden gebracht. De principes blijven bestaan, hoewel de werking van die beginselen en de neiging tot herhaling periodiek is.

V. Wat is een principe?

A. Een principe is een basis voor denken en handelen in verband met een specifiek gebied van substantie. Bewust te zijn op om het even welk bestaansniveau impliceert dat men handelt in en met dat principe in zichzelf dat overeenstemt met dat specifieke bestaansniveau.

V. Waarom wordt prana, het levensbeginsel in het lichaam, vergankelijk genoemd? Het lijkt alsof het leven er altijd moet zijn.

A. De Sanskrietterm voor het Ene Leven dat alle beginselen doordringt en in stand houdt is Jiva. Prana is dat aspect van het Ene Leven dat het fysieke lichaam in stand houdt en doordringt. Wanneer dat aspect wordt teruggetrokken, ontbindt het lichaam. Dat aspect dat uit het lichaam wordt teruggetrokken, wordt in de overblijvende beginselen gebruikt of in die principes waarin en waarop de overleden lichamelijke bewoner zich bewust is.