THEOSOFIE EN DE MEESTERS

THEOSOFIE algemeen gedefinieerd. Het bestaan van hoogontwikkelde mensen in het Universum. Deze mensen zijn de Mahatma's, Ingewijden, Broeders, Adepten.

Hoe Ze werken en waarom Ze nu verborgen blijven. Hun loge. Het zijn vervolmaakte mensen uit andere evolutieperioden. Zij hebben in de geschiedenis verschillende namen gehad, Apollonius, Mozes, Salomo en anderen waren leden van deze broederschap. Zij hadden één enkele leer. Ze zijn mogelijk omdat de mens uiteindelijk kan worden wat Zij zijn. Zij bewaren de ware leer en laten die weer verschijnen op het juiste moment.

V. Hoe komt het dat Mr. Judge meteen de aandacht vestigt op de Meesters in Hoofdstuk I van de ‘Oceaan?’

A. Omdat zonder het feit van het bestaan van Meesters, mensen geperfectioneerd in ervaring en wijsheid, bezitters en bewaarders van al Hun ervaring via zowel vroegere beschavingen als de huidige, Theosofie slechts een speculatie zou zijn in plaats van waarheden over Mens en Natuur, verkregen door observatie en ervaring. Zonder zulke Wezens zou er geen kennis als Theosofie kunnen zijn.

V. "Meesters onderzoeken alle dingen en wezens." Betekent dat dat Zij dit in fysieke lichamen deden?

A. Om een volledig en compleet zevenvoudig wezen te worden, moet het fysieke bestaan worden ondergaan en begrepen.

V. Wat ligt dichter bij de waarheid, onze wetenschap of religie?

A. Geen van beide komt in de buurt van de waarheid, want beide zijn gebaseerd op materialistische opvattingen over de mens en het Universum. Wat wij kennen als wetenschap en religie zijn tegenstrijdig en hebben geen gemeenschappelijke basis. Hun werkgebied is uiterst beperkt en daarom misleidend. De Waarheid moet laten zien dat ware wetenschap, religie en filosofie complementaire aspecten van de Ene Waarheid zijn.

V. Kan iemand de waarheid aan een ander overbrengen?

A. Men kan een ander helpen de waarheid in zichzelf te zien.

V. Hoe kom je tot de realisatie van Meesters als idealen en feiten in de Natuur?
Is ‘feit’ en ‘ideaal’ geen contradictie?

A. Feiten en idealen zijn geen tegenstellingen omdat elk feit het resultaat is van een reeds bestaand ideaal. Het streven naar een ideaal brengt het feit van de verwezenlijking ervan. Meesters zijn feiten in de Natuur, zijnde een ideaal waarnaar wordt gestreefd. Ze zijn idealen voor degenen die onder Hen staan, die erkennen dat Ze feiten zijn en het Pad volgen dat ze tonen.

V. Is er een verschil in graad tussen een Meester en een Nirmanakaya?

A. Een Nirmanakaya is iemand die na het bereiken van het doel de vervulling ervan weigert, maar op aarde kan blijven als een Meester. Dit kan hij doen in of buiten een lichaam, want het lichaam is slechts een punt van contact met aardse belangen. Als hij het lichaam volledig verlaat, behoudt hij elk ander principe behalve het kamische dat is uitgeroeid zonder de mogelijkheid om opnieuw te verschijnen en blijft lid van die Onzichtbare Menigte die altijd de mensheid beschermt en over hen waakt als het Karma van laatstgenoemde het toestaat.

V. Er wordt gezegd dat de kiem van alle vermogens van de Meesters in elk wezen zit.
Hoe ‘klopt’ dit met het feit dat goddelijkheid is verworven? Er wordt gezegd dat de mens in essentie perfect is. Is het niet zo dat we goden zijn, maar het bewustzijn ervan hebben verloren?

A. De fout die de vraagsteller hier maakt zit in de veronderstelling dat 'Goddelijkheid' hetzelfde betekent als de Ene Geest. De ‘kiem’ is de ‘Ene Geest’. Het bevat de potentie van groei in elk wezen en groei wordt verworven. Het vermogen om te leren is niet het
leren zelf. Er moet moeite voor worden gedaan. Het is waar dat we goden zijn in essentie - in de ‘kiem’en dat we vanuit die kiem veel vermogens en kennis op hogere niveaus hebben ontwikkeld. Maar wat hebben we er hier aan als we het bewustzijn van het feit hebben verloren?
De Meesters hebben dat bewustzijn volledig herwonnen en behouden.

V. Er wordt gesproken over Meesters die bepaalde vermogens hebben. Ze zouden die vermogens niet kunnen gebruiken als Ze niet wisten hoe Ze die moesten gebruiken, toch?

A. Meesters gebruiken al Hun vermogens. Om een vermogen te hebben en het niet ten
goede te gebruiken is het verliezen. Om het ten kwade te gebruiken is ook om het op de lange termijn te verliezen, want door zo'n gebruik worden er omstandigheden in het individu gecreëerd die een atrofie teweegbrengen. Dat is inderdaad het geval bij ons allemaal. In vroegere rassen hadden we vele vermogens; we misbruikten ze en veroorzaakten de mentale, morele en sociale condities die vandaag de dag bestaan en ons belemmeren.
W.Q.J. zei eens aan het eind van een artikel:
"Sta op, o Atlantiërs, en maak de fouten van het verleden ongedaan!"

V. Zal de Filosofie altijd ondoorgrondelijk blijven?

A. Als het een opgetekende Filosofie is, is het niet ondoorgrondelijk, want ze bestaat uit een uiteenzetting van principes, samen met illustraties van haar toepassingen en werking zowel universeel als in het bijzondere. De werkelijke betekenis van het woord ‘Filosofie’ is ‘liefde voor wijsheid’; esoterisch.
‘De Wijsheid van Liefde’ of Mededogen. Dat kan niet worden vastgelegd noch enige grenzen hebben. De zin spreekt over “kennis” als onpeilbaar, wat begrepen zou kunnen worden als oneindige uitbreidbaarheid.

V. Kunnen we geestelijke vooruitgang intellectueel meten?

A. Alleen de Geest kan spiritualiteit begrijpen. Intellecten zijn slechts ‘weegmachines’, met zoveel gewichtsnormen als er zogenaamde intellecten zijn.

V. Er wordt gesproken (pagina 5) over de Meesters die altijd geschiedenis maken en dat de
zichtbare heldhaftige figuren in de opeenvolgende drama's misschien niets meer waren dan
Hun marionetten. Als dit waar is, hoe kunnen we dan weten wanneer wij zelf handelen of wanneer er via ons wordt gehandeld?) Worden deze mannen niet gebruikt door de Adepten en Meesters?

A. Ja, bewust of onbewust. Wanneer het bewust is, is het doen voor een ander wat de ander niet kan doen. Onbewust is het wanneer de aard en het Karma van degene die zo gebruikt wordt het toelaten. Er wordt niet ingegrepen in de integriteit van het individu; het stimuleert hem om gebruik te maken van zijn hoogste vermogens. Met onze huidige verworven aard en gebreken, is er meer kans dat het kwaad op ons inwerkt dan het goede. We moeten kunnen bepalen wat echt goed is en wat niet; dan zullen we de echte doeners zijn.

V. Kunnen de Meesters "voor een ander doen wat hij niet kan doen?" Dat lijkt in strijd met de bewering van de ‘derde grondstelling’ – zelf-uitgedachte en zelf-opgelegde pogingen?

A. Dat is het niet, want in zulke gevallen moet het individu door zelf-uitgedachte en zelf-opgelegde pogingen zijn gevorderd tot dat punt waar zijn hele natuur een punt van contact met Hogere en Wijzere Wezens biedt.
Het contact met Hen stelt hem niet alleen in staat om zijn eigen vermogens en kennis
sterker en verstandiger te gebruiken, maar geeft ook de juiste richting aan waarlangs zijn zelf-uitgedachte en zelf-opgelegde pogingen kunnen verdergaan. Wanneer hij onbewust wordt gebruikt, moet zijn natuur zelf-uitgedacht en zelf-opgelegd worden om hem tot een mogelijk instrument te maken en het stimuleren van zijn kwaliteiten opent verdere wegen voor hemzelf, nieuwe wegen tot zelf-uitgedachte en zelf-opgelegde pogingen, totdat hij op zijn beurt, een Bewuste Middelaar wordt. Het hele verloop van het occulte onderricht is suggestie, gebaseerd op juiste kennis.

V. Wat betekent het, op pagina 2, waar wordt gesproken over ”de Wetsregel die inherent is aan het geheel”?

Wet moet niet worden opgevat als iets dat van buitenaf wordt opgelegd door een wezen of wezens, maar als gevolg van onze eigen ideeën en daden als de creatieve bronnen en oorzaken van de effecten die we voelen.
Daarom is Wet inherent aanwezig in onszelf.

V. Op pagina 12 wordt gesproken over de "ware leer" als " ingesloten in het onvergankelijke centrum van de menselijke natuur." Betekent dat als geheugen?

A. Het is geen geheugen in de betekenis van het woord zoals wij dat gebruiken. Het is alles
wat we zijn, in elk van onze bestanddelen, op grond van onze vroegere ervaring en de toepassing daarvan, ongeacht of we ons de ervaring herinneren of niet.

V. Verschijnen de zaken van het heden voor de Meesters als nieuwe ervaringen,
of zien Zij de toekomst zoals die zal zijn?

A. Ze hebben alle ervaringen meegemaakt en kunnen de toekomst beoordelen aan de hand van het verleden en het heden. We moeten niet denken dat onze ervaringen in deze tijd verschillen van die in enig ander tijdperk. De materiële omgeving – en ongetwijfeld de ideeën – waren heel anders dan de onze; maar menselijke gevoelens zijn altijd hetzelfde geweest, ongeacht wat de vorm ook is die ze opwekt. De Meesters houden geen rekening met het karakter van de externe prikkels, maar het effect dat het heeft op de innerlijke natuur van de mens. Ervaring is wat men voelt.

V. Maar de ‘Ziel’ staat los van alle ervaringen?

Zeker, als dat niet zo was, zou ze niet kunnen ervaren. De Ziel is onderscheiden van haar ervaringen in de zin dat zij de som is van haar ervaringen, net zoals een huis verschilt van de materialen die erin worden gestopt. De Ziel is de resultante van al haar ervaringen; het huis is niet één van de materialen, maar is een ideaal dat uit de materialen bestaat. Wij idealiseren onze ervaringen. Onze ervaringen zijn waardeloos tenzij ze ons een basis geven in het ideaal. De Ziel is de idealisering van ervaringen - de idealisering van Geest, of Bewustzijn. We bewegen van ideaal naar ideaal. De geest construeert voortdurend idealen totdat zij uiteindelijk beseft dat alle idealen in het Ene begrepen zijn. Het betekent gewoon dat alles Bewustzijn en Geest is.


V. Ik heb ‘Ziel’ altijd als een soort abstractie gezien.

A. Het is vreemd dat we denken aan het Werkelijke deel van ons als het onwerkelijke.
Er is Dat in ons dat ziet, hoort, voelt - ongeacht het lichaam, ongeacht het denken - de echte Mens. Buddhi is het onsterfelijke Ego. Buddhi kan niet worden beschreven. Het is gevoel, de
geaccumuleerde ervaringen - al onze ervaring zit in het gevoel. Manas is het Hogere Denken, dat deel van Buddhi dat in actie is; het creatieve vermogen van Buddhi. Er is een ononderbroken lijn van ervaring als Waarnemers - alle wezens zijn Waarnemers. Ze worden beperkt door de kracht van hun zelfgeschapen instrumenten. In alle waarnemingen zit de kwaliteit van het instrument waardoor die waarneming komt.

V. In de ‘Stem van de Stilte’ wordt gesproken over de het Denken als de "Doder van het Werkelijke." Waarom is dat?

A. ‘Het ‘denken’ is slechts een ‘lens’ waardoor we kijken, en al naargelang hoe we het glas waardoor we kijken hebben gemaakt, zien we de wereld. We zien alles weerspiegeld in de spiegel van het denken - het is altijd een weerspiegeling - een weerspiegeling gekleurd en vervormd door onze eigen gedachten en gevoelens - gekenmerkt door de spiegel die we hebben.
Alles wat tegen ons wordt gezegd, is altijd vermengd met de ervaringen die we eerder hebben gehad en is dus niet waar, tenzij ons denken juist is. Beelden worden omgekeerd op het netvlies gereflecteerd, net als in een spiegel, maar we hebben geleerd de omkeringen psychisch en onbewust te corrigeren. Dat corrigeert de fysieke lens voor externe reflecties. Maar we hebben een metafysische lens nodig die mentale reflecties corrigeert. Dat kan tot stand worden gebracht door metafysische concepten gebaseerd op de eeuwige waarheden, gebaseerd op de essentiële natuur van alle dingen.

V. Is datgene waarnaar de mens streeft niet wat we perfectie zouden kunnen noemen? Is dat niet het doel, of om een Mahatma te worden?

A. Het doel van alle evolutie is niet individuele verlossing, maar dat het geheel zal worden opgeheven, opgetild tot hogere en hogere graden. Een Meester is iemand die ver, ver vooruit is op de rest. Hij werd een Meester door dienstbaar te zijn en blijft nu met al Zijn glorieuze vermogens toegewijd, niet alleen aan de mensheid, maar aan alle koninkrijken van de natuur. Diegenen onder ons die de mogelijkheid in zich hebben om mettertijd Meester te worden, zouden hun voorbeeld moeten navolgen.

V. Op pagina 7 van de ‘Oceaan’ wordt gesproken over het bestaan van deze Wijze Mannen
en dat Zij waarschijnlijk vandaag nog bestaan. Daar is toch geen twijfel over mogelijk! Waarom werd het woord "waarschijnlijk" daar gebruikt?

Het woord "waarschijnlijk" werd gebruikt om de gewone lezer, met Westerse ideeën, te laten zien dat het bewijs van het bestaan van zulke Wezens in het verleden wijst op de sterke waarschijnlijkheid van hun bestaan vandaag de dag; om elke schijn van dogmatisme te vermijden en om de lezer op te roepen om een beslissing te nemen - om hem aan het denken te zetten.

V. ‘Oceaan van Theosofie’ heeft een toon van vaste overtuiging en lijkt een zekere autoriteit te bezitten. Dient het zo te worden geaccepteerd?

A. Zoals de Heer Judge zelf in het voorwoord zei: "De toon van vaste overtuiging die misschien door alle hoofdstukken heen klinkt, vloeit niet voort uit dogmatiek of verwaandheid, maar is gebaseerd op kennis die op bewijs en ervaring berust." Het is geen verwaandheid of aanname van autoriteit, want het is slechts een doorgeven van wat al eerder bekend was.

V. Nu we het over een ware basis hebben, denkt u dat het mogelijk zou zijn voor een
Theosofische Vereniging er een te hebben voor de verspreiding van de ware leringen van de Meesters, zonder de Drie Grondstellingen van de Geheime Leer?
Zou het zonder deze kunnen worden onderwezen?

A. Een praktische kennis van de Drie Grondstellingen is essentieel voor een begrip van alles wat volgt in de Geheime Leer. Men zou in staat kunnen zijn om alles te herhalen wat in de Geheime Leer en elders staat geschreven en geen werkelijk begrip hebben van de Filosofie. Velen zijn in die positie. De Geheime Leer zegt met betrekking tot de Drie Grondstellingen: "Zodra de lezer er een helder begrip van heeft gekregen en zich realiseert welk licht zij werpen op elk probleem van het leven, zal hij in zijn ogen geen verdere rechtvaardiging nodig hebben, omdat hun waarheid voor hem zo evident is als de zon aan de hemel."

V. Het aantal Meesters wordt toch niet vermeerderd tijdens de Kali-Yuga?

A. Aangezien een Meester een geperfectioneerd zevenvoudig wezen is, en mensen in het algemeen verre van volmaakt zijn, hoewel ze een zevenvoudige natuur hebben, kan er in geen enkel tijdperk een absolute barrière zijn voor het bereiken van perfectie, of die graad van wijsheid en kracht die een Meester kenmerkt. In het huidige tijdperk zijn de moeilijkheden ongetwijfeld zeer groot, maar ook de mogelijkheden. Het is veilig om te zeggen dat elke beschaving hun aantal uitbreidt.

V. Hoe ontstaat zo'n tijdperk? Het wordt soms het Funderings-tijdperk genoemd; waarom is dat? En waarom wordt er gesproken over de voortgang (het ‘momentum’) ervan en hoe kan er veel in worden gedaan?

A. Kali-Yuga betekent ‘Donker Tijdperk’ - dat wil zeggen, ‘geestelijk donker’. Het is het hoogtepunt van de afdaling van de mens in en de identificatie van zichzelf met grove materie. Het vertegenwoordigt en bevat de vermenging van verschillende lijnen van individueel en collectief denken en handelen (individuen, naties en rassen) die noodzakelijkerwijs tegenstrijdig zijn vanwege persoonlijk egoïsme, als gevolg van een verlies van de kennis van spirituele identiteit. De processen van de natuur zijn eerst homogeniteit; dan differentiatie; dan samensmelting - wanneer alle differentiaties zijn vermengd; dan neerslag - of scheiding van de ware ideeën van de valse.

Dit is Kali-Yuga, waarin een keuze tussen ware en valse ideeën moet worden gemaakt. Het is het ‘Funderings-Tijdperk’ omdat de ervaringen die zijn opgedaan in het Gouden Tijdperk, het Zilveren Tijdperk en het Bronzen Tijdperk, worden uitgekristalliseerd in het IJzeren Tijdperk. Dan is alle voortgang (het ‘momentum’) van deze tijdperken daar en omdat dit het keerpunt is, vormt het de ‘fundering’ voor de daaropvolgende vooruitgang. We zijn stap voor stap afgedaald door de vorige tijdperken. Alle inspanningen en opgedane ervaringen gedurende deze uitgestrekte perioden moeten worden samengevoegd en ingezet om onze aardse krachten te beheersen en juist te gebruiken. We kunnen niets doen tegen Kali-Yuga, maar we kunnen er alles in doen.

V. Wat hebben cycli te maken met de komst van deze Meesters?

A. Dit is als vragen “heeft de tijd van de dag te maken met ons ontwaken?".
De Universele Wet laat zien dat perioden van niet-manifestatie worden gevolgd door perioden van manifestatie; perioden van Licht, door perioden van Duisternis.
Dus zijn er perioden waarin spiritualiteit meer en meer wordt verduisterd en intellect en materialisme heersen; en deze worden weer gevolgd door een dageraad en toename van spiritualiteit. Het is aan het begin van zo'n periode als laatstgenoemde dat Goddelijke Incarnaties plaatsvinden. Het is niet de periode van jaren die de verschijning van een Goddelijke Incarnatie verplicht, maar de toestand van de mensheid. Er is echter waargenomen dat tijdsperioden en omstandigheden van mensen samenvallen; net zoals waken betrekking heeft op de dag en slapen op de nacht. Dit is het gevolg van collectieve actie. Wanneer de hele massa gaat kolken, moet de eenheid meegaan; maar iemand kan bij wijze van spreken op de naaf van het wiel zitten en zal de beweging van de rand niet meekrijgen. Op dezelfde manier, hoe meer we afwijken van ons eigen middelpunt, hoe meer we betrokken raken bij de algemene beweging; we raken verzeild in een stroom van ideeën en gevoelens en worden meegevoerd omdat we onszelf ermee identificeren.

V. Zijn er Wezens die al deze kennis bezitten nu in fysieke lichamen?

A. Er wordt gezegd dat Zij er zijn en verder dat Zij op deze aarde leven. Terwijl Hun lichamen de vorm hebben van de onze, is de fysieke substantie waaruit Zij bestaan van een zeer hoge graad van fysieke materie; het zou kunnen worden vergeleken met stralende materie, sterk elektrisch en magnetisch, want als Zij de hoge vermogens bezitten waarover wordt gesproken, zouden Hun lichamen noodzakelijkerwijs van een soort zijn dat de impact van die vermogens kan weerstaan en ze kan overbrengen.
Meesters kunnen geen gewoon mens bezoeken zonder een zodanige verstoring in zijn fysieke lichaam te veroorzaken dat gewone waarneming en actie zouden worden verhinderd. Wanneer Zij toch onder de mensheid komen, nemen Ze de nodige voorzorgsmaatregelen om Zichzelf te verbergen en ook om hun vermogens te isoleren door een lichaam van fysieke stof aan te nemen. Op deze manier zijn Ze in staat om externe verstoring te voorkomen en toezicht of belemmering te ondervangen. Omdat Hun werk op de innerlijke aard van de mensheid is gericht door middel van de persoonlijkheden van de mens, dient dit geleende lichaam, om zo te zeggen, elk doel. Als Ze aan de andere kant buitengewone moeite zouden moeten doen om te voorkomen dat, om elke mogelijk letsel of verstoring van gewone lichamen te vermijden, en toch in hun eigen natuurlijke lichamen zouden verschijnen, dan zouden Hun vermogens over de Natuur en Hun verschijning zodanig zijn, dat Ze bij sommigen aanbidding bewerkstelligen en bij anderen bijgelovige tegenstrijdigheid, die beide ondermijnend zouden zijn voor het doel dat Ze voor ogen hebben, namelijk om de goddelijke natuur van de mens tot activiteit te wekken. Dus aanbidding is niet vereist en vertrouwelijke omgang is niet verstandig en niet mogelijk voor ons als fysiek wezen; het is noodzakelijk dat we in onszelf die waarheden kennen die Zij onderwijzen en bij uitstek tot uitdrukking brengen.
Er wordt gesteld dat de Meesters het denken van de mensen voorbereiden, via Hun Boodschap van Theosofie, voor Hun daadwerkelijke aanwezigheid onder ons; wanneer dat zal zijn, hangt af van de mensheid als geheel en van onszelf in het bijzonder.