Zelfonderzoek

Meditatie splitst zich in twee categorieën: (a) zelfonderzoek - het lagere zelf onderzocht door het licht van het Hogere en (dit is belangrijk) van de Goddelijke Wetenschap. Een rustig oordeel vertelt ons wat verkeerd en slecht is, wat juist en goed is; maar een oordeel in het licht van de Goddelijke Wetenschap onthult wat we missen aan spiritualiteit, aan het licht van wijsheid. Een periodiek onderzoek is zeer noodzakelijk.
Dan, (b) een memoriseren van een groot harten-idee, een stille herhaling ervan, een reflectie erover. Dit brengt indirect de invloed van onze Hogere Triade naar ons toe. De herinnering aan beide, uur na uur, terwijl we routineus bezig zijn met plichten en ontspanning, onthult de kracht van de meditatie. Je begrip en interpretatie van het vers uit de Gîta over het richten van het denken op de Geest zijn dus correct. Je zult het met me eens zijn dat het proces gemakkelijk te begrijpen is, maar heel moeilijk om doelbewust en actief in praktijk te brengen, en toch moet het gedaan worden als we ons doel en onze missie als denkers willen vervullen.

 

Om de dagelijkse meditatie grondiger te maken, moet je er een langere periode aan wijden. Het verlengen van de periode is juist en oprecht wanneer we niet hoeven op te letten - "Nu is mijn tijd voorbij", of "Nog vijf minuten te gaan". Wanneer zulke gedachten overheersen, zijn we nog steeds onder de invloed van het lagere. Dit vanuit het gezichtspunt van de denker. Welke juiste objecten of onderwerpen zijn er? Een concreet beeld zoals dat van de Goeroe HPB of van haar collega WQJ? Of een abstract onderwerp-vers als "Alles is vergankelijk in de mens behalve de zuivere heldere essentie van Alaya", etc? Om de dagelijkse meditatie grondiger te maken, dien je er in beide gevallen een langere periode aan te besteden. In beide gevallen zijn de instructies: "Onthoud je denken van alle externe objecten, alle externe indrukken." anders dan het beeld of het vers. Verder: "Onthoud je van interne beelden." (voornamelijk gevoelens). Waarom? "Opdat zij geen donkere schaduw op uw Zielenlicht werpen." Wanneer de denker (Antahkarana) zich onaangetast kan houden door verlangens van het egoïstische zelf, wanneer hij niet wordt beïnvloed door het lagere “licht", begint het Licht van het Hogere tot hem door te dringen en geleidelijk, langzaam, begint de Antahkaranische denker te handelen als Hoger Manas en doordrenkt het beeld of het vers met Zijn Hoger Licht. Dus, volhard in Zelf-gerichtheid. Sluit zintuiglijke activiteit en ook fantasie uit. Concentreer je op de goddelijkheid van Hoger Manas en streef naar Buddhi. Resultaat - word toegewijd in altruïsme gedurende alle wakkere uren. Een constante waakzaamheid is noodzakelijk. Spontaneïteit is de test.

Het is dit proces dat de positieve pool vormt, terwijl het doorlichten of het zelfonderzoek de negatieve pool is.

Zelfonderzoek heeft vaak een deprimerend effect. Maar als we onszelf zien als vol zwakheden, wie is dan de ziener? Nu wordt het woord ‘ziener’ zo terloops gebruikt dat de echte connotatie ons vaak ontgaat. De Sanskriet term ‘Rishi’ betekent letterlijk ‘Ziener’ - hij die ziet, die het spirituele en buddhi-zicht heeft bereikt. Nu moet zelfonderzoek zowel bewust als voorzichtig zijn. Het Zelf is de Ziener, d.w.z. Buddhi-Manas, de Spirituele Ziel, de Denker met het licht van de morele kracht. Zijn object van zicht is het lagere zelf. Wie wordt er na zelfonderzoek angstig en depressief? Opnieuw bevrijd van de goedaardige invloed van Buddhi-Manas zijn het de uitingen van Kama-Manas die als het ware onder elkaar praten –

"Wat gaan we doen met deze poging om ons te scheiden?". Wat is nu de remedie? Geen zelfonderzoek zou moeten eindigen met het opmerken van de tekortkomingen en zwakheden van het lagere. Een laatste handeling in het ritueel van zelfonderzoek moet worden uitgevoerd: het hogere, Buddhi-Manas, moet zacht zijn voor het lagere, zoals een moeder die de zoon of dochter heeft berispt waarna ze kalmerend en aanmoedigend moet zijn voor de zoon of dochter om het beter te doen. Lager Manas kan het ook beter doen. Dat aspect van het lagere moet benadrukt worden, namelijk de leerling.

Kama-Manas is de pupil en de leerling; één aspect ervan - Antahkarana - is om de chela van de grote Goeroe te worden. Wees dus niet bang of depressief na een goed zelfonderzoek. We moeten het zelf verheffen door het Zelf, zegt de Gita. En wiens gedachten zijn 100 procent zuiver? Zegt dezelfde Gita niet dat elke handeling belast is met fouten?

Er zijn altijd dubbele krachten aan het werk: de persoonlijke en de Manasische. Onze fout ontdekken is één ding; de remedie zoeken is het tweede. Het piekeren en speculeren van het lager denken over zijn tekortkomingen en zwakheden is gemakkelijk gedurende de tijd dat hij is gescheiden van Kama. Maar voor hem is ware reflectie moeilijk - reflectie impliceert de indruk en invloed van de reflecterende Manas. Dit is opwekkend, niet deprimerend. Het verband tussen depressie en opwinding is de studie van die specifieke leer die de aard van onze fout behandelt en ons vertelt hoe we er overheen kunnen komen. Niet alleen te veel bezorgdheid, maar elke bezorgdheid over persoonlijke vooruitgang is schadelijk.

Wat betreft zelfonderzoek met betrekking tot het verleden en het heden, is het altijd echt een winst om juist nu te handelen, in de dagelijkse plichten, werk en ontspanning. Toepassing gebeurt in het heden en geeft ons een vleugje van het Eeuwige Nu. Meer nog, het reinigt het verleden en werkt verhelderend op de toekomst. Herinnering is er altijd, zoals voedsel wanneer afval wordt verwijderd. Gewone mannen en vrouwen lijden aan indigestie en constipatie van de psychische natuur. Eliminatie is slecht. Waarom? Geen zelfonderzoek, geen herkenning van wat verkeerd is en hoe het te elimineren. Dus, "Dood in jezelf alle herinnering aan vroegere ervaringen" is een echte psychologische oefening. "Van Mij komt het geheugen en ook het verlies van geheugen," zegt Krishna. Geheugen is een belangrijk onderwerp en er zijn mysterieuze aspecten aan verbonden. In Isis zijn enkele goede hints te vinden.

Geheugen is tweeledig. Er is het geheugen van het astrale licht en er is het Akasisch geheugen. Het geheugen is onze vijand en onze vriend. Het is het gemeenschappelijke wapen van de twee zelven in de mens. Het hogere geheugen moet het lagere aanvallen, d.w.z. onze hogere neigingen en kennis moeten de skandhas verbeteren tot het hogere zich vastzet op de persoonlijke mens, die dan het geheugen van de vorige levens terugkrijgt, zoals Judge aanbeveelt.

Mentale aandacht intensiveert zichzelf naarmate ons hart onze genegenheid voor onze taken naar voren brengt. Welke discipel heeft niet de moeilijkheid van Arjuna? Maar het zal voor jou geen levens duren om in het middelpunt van de Goddelijke Discipline te geraken. In een paar jaar zul je aanzienlijke verbetering ondergaan. Blijf af en toe in het gezelschap van de Innerlijke Heerser. Steun op grootse ideeën telkens wanneer je een taak beëindigt en een andere opneemt. Een paar minuten herinneren en herhalen van een enkel vers van de Stem of de Gita versterkt en vernieuwt de hele constitutie.

Over het onderwerp concentratie is al eerder iets tegen je gezegd en ik denk niet dat er nog veel aan kan worden toegevoegd totdat je serieus begonnen bent om je eigen lager denken stabiel genoeg te krijgen om het licht van je ziel op te vangen. De hersenen moeten poreus worden gemaakt voor de invloeden van het hoger denken. Het is één soort van concentratie om aandachtig te werken aan alles wat tot ons komt in de vorm van plicht. Maar om samen te komen tot een brandpunt moeten de hersenen stil worden, moeten de verlangens, hetzij van het lichaam, hetzij van het denken, afnemen en moet het denken worden geopend om het licht van de innerlijke natuur te ontvangen.

Dit moet worden geprobeerd als je voorbij de eindigheid wilt komen. Ik vrees dat de exoterische benadering waarnaar je verwijst je geen voldoening zal geven. Mensen gaan naar de Kerk en proberen: “Onze Vader die in de hemelen zijt" te benaderen, maar ze slagen er niet in omdat de psychologie over de persoon die het gebed uitspreekt en de aard van de Vader in de hemel niet ten volle wordt begrepen.

 

B.P. WADIA


The Theosophical Movement, februari 1961, Vol 31, # 4, p 154